|
|
Tijgerpels
Palliolum tigerinum
(O. F. Müller, 1776)
Zoekbeeld
Mariene tweekleppige. Tot 30 mm. Wit, crème en geel tot bruin of paars,
gestreept, gevlekt, geblokt of met zigzaglijntjes. Rechterklep meestal
meer egaal. Dunwandig, kleppen vrijwel even bol. Achterste oren klein.
De schelprand is vaak naar binnen gegroeid. 40-80 fijne, ongelijke
ribjes en/of 2-5 grove primaire ribben. Daarnaast met fijne
microsculptuur van concentrische en radiaire lijntjes. Echter ook
ongeribde en exemplaren
zonder macrosculptuur komen voor. Noordzee verder van de kust, schaars. In Zeeland fossiel.
Kenmerken
Afmetingen: 23 X 30 mm.
Schelpkleur: De schelpkleur varieert van wit, crème en geel tot bruin of paars,
terwijl ook gestreepte, gevlekte, geblokte of met zigzaglijntjes
versierde schelpen voorkomen. Rechterklep meestal meer egaal in kleur
dan de linker.
Schelpvorm: Schelp dunwandig, variabel in vorm. De kleppen
zijn vrijwel even bol. De achterste oren zijn zeer klein. Het voorste
oor aan de rechterklep is groot en aan de onderzijde diep ingesneden. De
schelprand is vaak naar binnen gegroeid.
Sculptuur: Kan regelmatig
zijn, met 40-80 fijne, soms gespleten en ongelijke ribjes en (soms)
tevens 2 tot 5 grove plooivormige primaire ribben. Ook gladde exemplaren
zonder macrosculptuur komen voor. Er is daarnaast een fijne
antimarginale microsculptuur van concentrische en radiaire lijntjes,
alleen goed zichtbaar bij vergroting.
Sot: Geen echte slottanden (de
bovenranden licht gekarteld). Ligament klein.
Binnenzijde schelp: Glad,
bij geribde exemplaren zijn de ribben goed te volgen. Binnenin geen
macrosculptuur.
Habitat en ecologie
De dieren leven vanaf het litoraal tot diepten van 100 m, met name in de zuidelijke delen van het verspreidingsgebied nog dieper. Vooral aanwezig op grove zandbodems of slib, met grind of stenen. Jonge dieren leven soms vastgehecht op hard substraat, oudere meestal los. Vaak verborgen onder stenen en in holten.
Areaal en verspreiding
Vanaf IJsland en Noorwegen tot Spanje, Portugal en Marokko en mogelijk in het uiterst westelijk deel van de Middellandse Zee. Uit de Nederlandse wateren zijn slechts weinig recente vondsten bekend.
Op het strand: Van de Nederlandse kust zijn alleen enkele vondsten bekend van vers aangevoerde exemplaren op drijvende voorwerpen. Daarnaast spoelt de soort regelmatig in Zeeland aan, fossiel.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al. -Ecologische atlas
mariene weekdieren - 2013)
[B. Oonk, jan. 2014; IvL mrt. 2014]
Commentaar
Grafieken