|
|
Goudstipje
Cumanotus beaumonti
(Eliot, 1906)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Tot 25 mm. Aan de zijkanten van de kop staan twee korte
mondtentakels. De
rhinoforen zijn lang, glad en raken elkaar aan de basis. Voor de
rhinoforen bevinden zich 2-3 rijen papillen. Op de rug, achter de
rhinoforen, bevinden zich nog eens ongeveer 9-10 gepaarde rijen
papillen, met aan iedere zijde per rij 6-9 papillen. Op een breder deel
van de rug direct achter de rhinoforen ontbreken papillen. Naar
de staart toe wordt deze kale strook veel smaller.
Kenmerken
Afmetingen: Lengte tot 25 mm.
Kleur: De lichaamskleur is transparant wit tot geel-oranje. Lichaam, rhinoforen en papillen zijn bedekt met verspreid staande karakteristieke kleine goudkleurige vlekjes. De cnidosacs in de top van de papillen zijn lang en wit van kleur. De vertakkingen van de middendarmklier in de papillen zijn rozerood tot bruin en donkerder gekleurd dan het lichaam. Exemplaren aangetroffen op Penneschaft (de Nederlandse en Belgische exemplaren) zijn donkerder gekleurd dan exemplaren van elders, die zich met Corymorpha nutans voeden.
Vorm: Aan de zijkanten van de kop staan twee korte
mondtentakels. De
rhinoforen zijn lang, glad en raken elkaar aan de basis. Voor de
rhinoforen bevinden zich 2-3 rijen papillen. Op de rug, achter de
rhinoforen, bevinden zich nog eens ongeveer 9-10 gepaarde rijen
papillen, met aan iedere zijde per rij 6-9 papillen. Op een breder deel
van de rug direct achter de rhinoforen ontbreken papillen. Naar
de staart toe wordt deze kale strook veel smaller.
Eieren: De eisnoeren worden afgezet in het voorjaar en de zomer (in mei 2010 in de Belgische Noordzee en in juni-juli 2010 bij Texel). Ze vormen dikke, korte, lichtroze snoeren, die om de voedselsoort worden gewonden. Bij sterke vergroting blijken de pigmentvlekjes te zijn opgebouwd uit tientallen kleinere pigmentvlekjes. Op deze vlekjes is de Nederlandse naam gebaseerd. Net als de Boompjesslak kan het ‘Goudstipje’ actief zwemmen door zich los te maken van de bodem en met de gespierde voet pulserend krachtig heen en weer te slaan.
Habitat en ecologie
De soort voedt zich met solitaire hydropoliepen als Corymorpha nutans (op zand of grind) en Penneschaft Tubularia indivisa (op hard substraat). De Nederlandse exemplaren zijn alle aangetroffen op Penneschaft.
Areaal en verspreiding
Sinds 2010 is de soort bekend uit Nederland. Deze waarnemingen beperken zich tot 2010, met een enkel exemplaar uit de Oosterschelde en een klein aantal exemplaren met eikapsels op Texel. De soort is zeldzaam in Nederland.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig
Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse
Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion
Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
Floor Driessen (2013)
[H. Roode, B. Oonk nov. 2013; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken