|
|
Oranje plooislak
Ancula gibbosa
(Risso, 1818)
Noordzee, blokkendam, 20-02-2018 (bron: Valentin Engelbos)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Tot 33 mm. Transparant wit, rug soms met drie oranje
strepen. Uitsteeksels met witte, gele of oranje toppen. Op de rug van de
staartsoms een gele streep. Langs de kieuwen rijen witte
vlekjes. In Nederland is de vorm met witte toppen het
meest gevonden. Slanke slak met 2-3 drievoudig geveerde kieuwen, met
daar omheen 2-7
vingervormige uitsteeksels. Twee vingervormige uitsteeksels bij de basis
van de rhinoforen. Rhinoforen met tot 12 grove lamellen. Eisnoeren als
witte onregelmatig afgezette band. Zeldzaam. Vroeger algemener in
Waddengebied en Zeeland.
Te verwarren met
Harlekijnslak, Polycera quadrilineata en Breedkop-harlekijnslak, Polycera faeroensis: Bij deze twee soorten aan iedere zijde naast de kieuwkrans slechts één papil aanwezig.
Kenmerken
Afmetingen: Lengte tot 33 mm.
Kleur: De lichaamskleur is transparant wit. Over de dorsale zijde
lopen soms drie oranje lengtestrepen. Alle uitsteeksels hebben
ondoorzichtige witte, gele of oranje toppen en op de rug van de staart
kan een korte gele streep lopen. Langs de kieuwen zitten rijen witte
vlekjes. In Nederland is de vorm met witte toppen op de uitsteeksels het
meest aangetroffen.
Vorm: Slanke slak met in het midden van de rug 2-3 drievoudig geveerde kieuwen
Daar vlak omheen aan weerszijden op de mantelrand staan 2-7
vingervormige uitsteeksels. Aan de basis van elk van de rhinoforen
steken twee karakteristieke vingervormige uitsteeksels naar voren. De
rhinoforen dragen tot 12 grove lamellen op de top. Aan de voorzijde van
de kop zitten twee korte mondtentakels.
Eieren: De eisnoeren vormen een witte onregelmatig afgezette band. Ze
zijn in Nederland gevonden tussen het eind van de winter en het midden
van de zomer en – zeldzamer – ook in de herfst.
Habitat en ecologie
Vanaf de laagwaterlijn tot diepten van tientallen meters. De typische leefomgeving van de soort is onder steenblokken en ter hoogte van de laagwaterlijn. In de literatuur worden als voedsel voor deze soort onder andere meerdere samengestelde zakpijpen genoemd. Inmiddels is vastgesteld dat de soort zich in ieder geval voedt met Kelkwormen Entoprocta die voorkomen op samengestelde zakpijpen. Zeer waarschijnlijk voeden de dieren in Nederland zich ook met Kelkwormen. De dieren zijn hermafrodiet. De eisnoeren vormen een witte onregelmatig afgezette band. Ze zijn in Nederland gevonden tussen het eind van de winter en het midden van de zomer (februari-juli; Swennen, 1959b) en– zeldzamer – ook in de herfst.
Areaal en verspreiding
In Europa van IJsland en Noorwegen tot aan de Golf van Biskaje en in de westelijke Middellandse Zee. Elders onder andere aan de noordoostkust van Canada, Groenland en Moermansk. In Nederland sporadisch langs de Zeeuwse kust aangetroffen. Bekend uit de westelijke delen van de Ooster- en Westerschelde. Iets vaker gevonden in het Marsdiep nabij Den Helder.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
Floor Driessen (mei 2013)
[B. Oonk, jan 2013; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken