|
|
Breedpootkrab
Portumnus latipes
(Pennant, 1777)
Breedpootkrab. Foto: Wil Schipper
Zoekbeeld
Krab. Rugschild (carapax) tot 31 mm. Het schild is grijsbruin en wit gemarmerd, met vaak een egaal witte vlek. Vrijwel even hoog als breed, maar optisch langer lijkend door de versmallende achterzijde. Aan de voorrand van het schild, tussen de ogen, drie tanden. De middelste daarvan is het grootst. Op de voor-zijranden vijf stekelvormige tanden. Schaarpoten vrij kort, deels samengedrukt. De binnenhoek van de carpus van de schaarpoot heeft een stompe tand. 2e t/m 4e paar looppoten vrij kort, met puntige uiteinden. Laatste paar poten (zwempoten) aan het uiteinde ovaal, plat en bladvormig verbreed tot zwemvlies. Algemeen langs de kust, ingegraven in zand. Dieren en onderdelen spoelen regelmatig aan.
Te verwarren met
Andere zwemkrabben. De vorm en kleur van het rugschild en de scharen van de Breedpootkrab zijn echter goed herkenbaar.
Kenmerken
Afmetingen: Tot 31 mm (rugschild).
Kleur: Het rugschild (carapax) is grijsbruin gevlekt, in een gemarmerd patroon met lichtere (witte) vlekken. Achter het rostrum zit vaak een egaal witte, driehoekige vlek. (Bijna) egale grijsbruine exemplaren komen ook voor.
Rugschild: Vrijwel even hoog als breed, maar optisch gezien langer dan breed vanwege de sterk naar achteren versmallende achterzijde. Op de voorrand van het schild staan tussen de ogen drie tanden. De middelste is het grootst en steekt verder naar voren. Op de voor-zijranden (antero-Iaterale randen) staan vijf stekelvormige tanden.
Poten: De schaarpoten zijn vrij kort en deels samengedrukt. Aan de buitenkant zijn de pootsegmenten zwak gewelfd, aan de binnenzijde min of meer afgeplat. De binnenhoek van de carpus heeft een stompe tand, de buitenhoek is glad. Schaarvingers fijn getand op de snijvlakken. 2e t/m 4e paar looppoten vrij kort, aan de uiteinden puntig. Tot halverwege behaard. De overige segmenten van de looppoten zijn eveneens deels of geheel behaard. Van het laatste paar poten (de zwempoten) is het uiteinde ovaal, plat en bladvormig verbreed: het vormt een zwemvlies.
Overig: Antennen kort, Het omgeklapte abdomen van het vrouwtje is wat breder dan dat van het mannetje. Bij het mannetje zijn het derde tot en met zesde segment van het abdomen met elkaar vergroeid.
Habitat en ecologie
De dieren leven vanaf de getijdenzone tot diepten van circa 30 meter, steeds op zandbodems. Ze graven zich overdag meerdere (tot 10) centimeters diep in het zand in en fourageren 's nachts.
Areaal en verspreiding
De noordgrens van het verspreidingsgebied van de Breedpootkrab ligt in de zuidelijke Noordzee, ongeveer ter hoogte van ons land (er zijn ook meldingen uit Duitse en Deense wateren). Het voorkomen strekt zich zuidwaarts uit via de Britse eilanden (vanaf de Firth of Clyde in Schotland), Het Kanaal, de Atlantische Franse kust en die van het Iberisch schiereiland tot de Canarische Eilanden en de Azoren. Ook in de Middellandse Zee en Zwarte Zee. Een algemene verschijning langs onze kust. Schildjes, poten en complete, al dan niet nog levende dieren spoelen regelmatig aan langs de hele kust, met name vanaf het voorjaar tot in de herfst. Typische soort van de zandige, open Noordzeekust. In de Zeeuwse binnenwateren is de Breedpootkrab schaars of ontbreekt ze.
Trends
De Breedpootkrab vertoont in onze kustwateren opvallende fluctuaties in het voorkomen. Tot circa 1940 was het een vrij algemene krab aan het strand, maar vanaf die tijd begon een afname. Na 1948 nam de soort weer wat toe, om na 1956 zeer snel af te nemen. In 1958 werd het voorlopig laatste exemplaar waargenomen. Daarna was de Breedpootkrab volledig uit Nederland verdwenen tot 1979. Vanaf dat jaar nam de soort weer sterk toe.
Literatuur
Adema, J.P.H.M., 1991. De Krabben van Nederland. KNNV. 244 pp.
Holthuis, L.B. & G.R. Heerebout (herziening J.P.H.M. Adema), 1986. De Nederlandse Decapoda (garnalen, kreeften en krabben). Wetenschappelijke med. nr. 179. 66 pp.
Code
Auteurs
Commentaar
Grafieken