|
|
Zeemargrietje
Actinothoe sphyrodeta
(Gosse, 1858)
Oosterschelde, Plompe toren, 8-7-2017 (bron: Paul Engels)
Zoekbeeld
Zeeanemoon. Diameter voetschijf tot 20 mm met tot 120 tentakels. Tentakels tot 30 mm. Zuil tot 2 cm. Het meest kenmerkend is gestreepte zuil en het ontbreken van stippen op de zuil. Kleur witte en grijze
tinten. Tentakels zijn puntig. Exemplaren op de kust zijn gewoonlijk half zo groot.
Te verwarren met
- Sierlijke slibanemoon, Sagartia elegans. Twee kleurvariëteiten van de sierlijke slibanemoon Sagartia elegans lijken op het margrietje. De sierlijke slibanemoon heeft meestal min of meer duidelijke stippen op de zuil; het margrietje heeft die nooit. De sierlijke slibanemoon heeft hoogstens heel korte streepjes net boven de rand van de voetschijf. De sierlijke slibanemoon heeft vaak een oranje tot bruine tint.
Habitat en ecologie
Het margrietje leeft op harde ondergrond, voornamelijk onder de laagwaterlijn.
Gewoonlijk niet in holen en spleten, zoals de verwante slibanemonen
dat wel doen. Ook op grote bruinwieren zoals suikerwier en
riemwier (Manuel, 1988). Volgens Wood (2005) houdt dit anemoontje van
waterbeweging. Dit stemt overeen met het voorkomen op geëxponeerde
substraten.
Areaal en verspreiding
Actinothoe sphyrodeta is een fraai zeeanemoontje dat van oudsher voorkomt
aan de Atlantische Europese kusten. Het is een voornamelijk zuidelijke soort.
Manuel (1988) vermeldt een verspreiding zuidwaarts tenminste tot de Golf
van Biscaye en noordwaarts langs de westelijke kusten van de Britse eilanden
tot aan de Shetland eilanden, steeds zeldzamer wordend. Den Hartog & Ates
(2011) vermelden uitgebreidere verspreidingsgegevens. Gegevens van Galicië,
Gibraltar, Marokko en de Canarische Eilanden worden door deze auteurs als
betrouwbaar beschouwd, maar die van de Adriatische Zee en noordelijk Noorwegen
behoeven volgens hen bevestiging. Zij schrijven tevens: “It may therefore
be curious why it never established itself in the Netherlands ...”. Er zijn
twee kleurvormen: geheel wit, of wit met een oranje tot gele mondschijf (fig.
1). De laatstgenoemde kleurvorm heeft waarschijnlijk geleid tot de Nederlandse
naam ‘margrietje’. In Engeland heeft men het dan over de ‘fried egg
form’ (Wood, 2005). In de zuidelijke Noordzee was het margrietje bekend van
de omgeving van Boulogne. De soort werd waargenomen tijdens duiken op
Les Ridens, een rotsig gebied uit de kust (Y. Müller, Duinkerke, pers.meded.)
en zelf nam ik duikend het margrietje waar op de Digue Nord, de noordelijke
havendam, in 2004. Zintzen & Massin (2010) melden de soort van wrakken
in het Belgische deel van de Noordzee.
Offshore in het Nederlandse deel van de Noordzee werden en worden wel
steeds meer waarnemingen gedaan. De eerste waarneming van de anemoon is van van Moorsel & Waardenburg (1991) uit 1990 op een wrak. In 2011 werd de anemoon door Marco Faasse waargenomen op
video-opnames van het Prinses Amaliawindpark, bijna 25 km uit de kust bij
IJmuiden (Vanagt & Faasse, 2014). Op wrakken is het margrietje tamelijk
algemeen. Stichting Anemoon bezit veel waarnemingen uit de jaren 2011 tot
en met 2013, verzameld tijdens expedities van Stichting ‘Duik De Noordzee
Schoon’ door met name Wijnand Vlierhuis en ook diverse andere duikers. Het
betreft twintig verschillende wrakken van dicht bij de Belgische grens tot de
Doggersbank en ook tamelijk dicht onder de Nederlandse kust, bijvoorbeeld
de Engelse kruisers uit de eerste wereldoorlog (data Stichting Anemoon). Het
waargenomen aantal is vaak meer dan honderd. Ook op olie- en gasplatforms
wordt het margrietje geregeld gezien (Coolen et al., submitted).
Op 27 augustus 2016 zijn de eerste beschreven meldingen op de Nederlandse kust van het Margrietje bij Westkapelle in de Noordzee.
De 8 juli 2017 zijn de eerst Margietjes waargenomen in de Oosterschelde bij Plompe toren.
Literatuur
- Ates, R. M. (1997). Bloemdieren: de Zeeanemonen en hun verwanten van de Nederlandse kust. Zeeanjer, Zaandam, 31 pp.
- Stichting ANEMOON (2017). Nu ook Margrietjes in de Oosterschelde. Nature Today
- Coolen, J.W.P., S. Glorius, H.J. Lindeboom, S. Degrae r, G.W.N.M. van Moorsel,
M.A. Faasse, M. Blomberg, O. Bos, B. van der Weide & J. Cuperus, submitted.
Rock, steel, gravel: Benthic biodiversity on old platforms, young wind farms
and natural reefs.
- Faasse, M. (2017). Margrietje aan de Nederlandse kust. Het Zeepaard 77(2): 53-58.
- Hartog, J.D. (1962). Op Himanthalia elongata aangevoerde zeeanemonen
te Den Helder in 1960 en enige aanvullende aantekeningen over Corynactis
viridis. Het Zeepaard 22(1): 8-14.
- Hartog, J.C. den & R.M.L. Ates, (2011). Actiniaria from Ria de Arosa, Galicia,
northwestern Spain, in the Netherlands Centre for Biodiversity Naturalis,
Leiden. Zoölogische Mededelingen, Leiden 85: 11-53.
- Manuel, R.L., 1988. British Anthozoa. Syn.Brit.Fauna 18 (revised). Brill/
Backhuys, Leiden, 241 pp.
- Moorsel, G.W.N.M. van, H.W. Waardenburg & J. van der Horst, 1991. Het
leven op en rond scheepswrakken en andere harde substraten in de Noordzee
(1986 tot en met 1990), een synthese. Rapport Bureau Waardenburg.
- Vanagt, T. & M.A. Faasse, 2014. Development of hard substratum fauna in
the Princess Amalia Wind Farm. Monitoring six years after construction.
eCOAST report 2013009.
- Weinberg, S., (1994). Découvrir l’Atlantique, la Manche et la mer du Nord.
Nathan, Parijs, 384 pp.
- Wood, C., 2005. Seasearch Guide to sea anemones and corals of Britain and
Ireland. Marine Conservation Society, Ross-on-Wye, 128 pp.
- Zintzen, V. & C. Massin, (2010). Artificial hard substrata from the Belgian
part of the North Sea and their influence on the distributional range of
species. Belg.J.Zool. 140: 20-29
Code
Auteurs
Marco Faasse (2017)
Commentaar
Grafieken