|
|
Groene rolsprietslak
Placida dendritica
(Alder & Hancock, 1843)
Scharendijke, Wrakje, 16-03-2017 (bron: Valentin Engelbos)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Tot 20 mm. Crèmekleurig, met meestal een groenachtig witte waas. Vertakkingen
van de middendarmklier groen. Vrij slanke slak. Op de kop twee in de
lengterichting opgerolde, gladde rhinoforen. De rugpapillen zijn lang en glad, maximaal 8 dwarsrijen met tot 4
papillen per rij. Eisnoeren als een gelatineuze spiraal in een relatief dik lin op zachte groenwieren.
Kenmerken
Afmetingen: Lengte tot 20 mm.
Kleur: Het lichaam is crèmekleurig, met meestal een groenachtig witte waas. De vertakkingen van de middendarmklier zijn groen van kleur en door het gehele lichaam te zien. De groene kleur in de middendarmklier en het lichaam is afhankelijk van het voedsel. Hongerende dieren zijn veel bleker en meer geelachtig bruin.
Vorm: Vrij slanke slak, de verhouding tussen de breedte van de voet en de
lengte van het lichaam is ongeveer 1:8. Op de kop staan twee in de
lengterichting opgerolde, gladde rhinoforen met afgeronde top. De voet
heeft aan de voorzijde afgeronde hoeken. De papillen zijn lang en glad
en staan geplaatst in maximaal 8 dwarsrijen op de rug, met tot 4
papillen per rij. De middendarmklier bestaat feitelijk uit 4 kanalen,
waarvan 2 in de kop liggen, met dichte, veelvoudige en fijne
vertakkingen in de rhinoforen. De andere twee liggen in het lichaam
achter de rhinoforen, met fijne vertakkingen in de papillen.
Eieren: Bevruchting en ei-afzetting in mei tot juni (elders van de zomer tot het najaar). De eisnoeren vormen een gelatineuze spiraal in een relatief dik lint, die worden afgezet op zachte groenwieren.
Habitat en ecologie
Het voorkomen is vanwege de voedselkeuze beperkt tot groenwiervegetaties in de wierzone, vanaf de laagwaterlijn tot enkele meters diepte. De slakken zijn net als o.a. de Groene wierslak in staat om geconsumeerde chloroplasten uit wieren in het lichaam op te slaan, die in de slak nog actief kunnen fotosynthetiseren. De soort produceert bepaalde placiden die in de natuur zelden voorkomen en giftig zijn voor vissen. Deze stof heeft een voor predatoren afschrikkende werking en stimuleert regeneratie van verloren papillen. Het voedsel bestaat onder andere uit plantaardig materiaal van soorten als Vederwier Bryopsis sp. en Viltwier Codium sp.
Areaal en verspreiding
Wordt heel af en toe door duikers in de wierzone van de Oosterschelde aangetroffen. De afhankelijkheid van zachte groenwieren die alleen rond de laagwaterlijn groeien, maken het voorkomen van de soort in de open Noordzee minder waarschijnlijk.
Seizoenspatronen
Gevoelig voor koude winters.
Literatuur
Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
Code
Auteurs
Floor Driessen (2013)
[B. Oonk nov. 2013; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken