|
|
Slangmosdiertje
Anguinella palmata
(Van Beneden, 1845)
Zoekbeeld
De kolonie vormt slappe vertakte structuren die op struikjes lijken. De stammetjes zijn ongeveer 4 tot 5 cm en zijn bruin van kleur. Alleen aan de uiteindes van de stammetjes bevinden zich zoïden. Deze zijn cilindervormig, zijn ongeveer 0.79 tot 0.13 mm groot en hebben 10-11 tentakels. Vaak is een kolonie bedekt in zilt, waardoor ze grijsbruin wordt en een modderig uiterlijk krijgt.
Te verwarren met
Doet denken aan een hydroïde of aan een kleine versie van viltwier.
Kenmerken
Afmeting: De stammetjes zijn 4 à 5 cm lang. De zoïden zijn tot 1,5 cm groot.
Vorm: Vertakt en struikvormig.
Kleur: Bruin, door slibdeeltjes vaak grijsbruin.
Overig: Polypide bezit 10 of 11 tentakels
Habitat en ecologie
Komt voor op diverse soorten substraat als steen, schelpen en palen van steigers en pieren. Wordt gevonden in het lage deel van het intergetijdengebieden, het sublittoraal, maar ook in rieviermonden, havens en plekken met veel slib. De soort kan wisselende zoutgehaltes verdragen.
Areaal en verspreiding
Noordzee en Waddenzee.
Literatuur
- De Blauwe, H. (2009). Mosdiertjes van de Zuidelijke bocht van de Noordzee: determinatiewerk voor België en Nederland. Vlaams Instituut voor de Zee.
Code
Auteurs
(Chantal Garttener)
Commentaar
Grafieken