|
|
Steenmosdiertje
Scrupocellaria scruposa
(Linnaeus, 1758)
Nederland (bron: Marco Faasse)
Zoekbeeld
Kolonievormend mariene soort. De kolonies vormen opstaande struikjes. Takken met zoïden in 2 rijen. De zoïde draagt 2-3 stekels op de buitenhoek, 1-2 op de distale binnenhoek. Vibracula komen voor op het basale oppevlak en 2 in elke splitsing. Er is geen scutum.
Te verwarren met
- Vogelkopmosdiertje, Bugulina stolonifera.
- Spiraalmosdiertje, crisularia plumosa. Langwerpige, vederige bosjes zijn spiraalvormig opgebouwd.
Kenmerken
Vorm: Op de zoïde bevinden zich 2-3 stekels op de distale buitenhoek en 1-2 stekels op de distale binnenhoek. Deze stekels zijn vaak afgebroken.
Overig: Scutum ontbreekt. Een scutum is een verbrede stekel, die over de opening (opesia) is gebogen. Bij andere Scrupocellaria soorten, zoals Scrupocellaria scabra, Scrupocellaria reptans en Scrupocellaria scrupea is deze wel aanwezig.
Habitat en ecologie
Op wieren, stenen, schelpen en diverse andere structuren onder water zoals havenpieren, wrakken, maar ook op andere mosdiertjes, zoals Flustra foliacea en hydroïden. Leeft in het lagere deel van het intergetijdengebied en in ondiep water. Deze kolonies spoelem af en toe ook aan op plastic.
Areaal en verspreiding
West-Europa. Noordzee. Waddenzee.
Nadere informatie
Literatuur
- De Blauwe, H. (2009). Mosdiertjes van de Zuidelijke bocht van de Noordzee: determinatiewerk voor België en Nederland. Vlaams Instituut voor de Zee.
Code
Auteurs
(Chantal Garttener, okt 2015)
Commentaar
Grafieken