|
|
Brakwaterpoliep
Cordylophora caspia
(Pallas, 1771)
Nederland (bron: Silvia Waajen)
Zoekbeeld
Hydropoliep. Brak tot bijna zoet water. Lage, struikvormige kolonies, meestal tot 3 cm hoog, vaak ter plaatse zee talrijk.
Nadere informatie
Link telmee:Verspreiding brakwaterpoliep in Nederland van 1995 t/m 2015.
[Extra bij exoten: gegevens over invasiviteit en impact; situatie
2014]
Status in Nederland
Een reeds
gevestigde, nog alleen locaal voorkomende, in potentie invasieve soort. Leeft
autochtoon in Flevoland; Friesland; Gelderland; Groningen; Limburg;
Noord-Brabant; Noord-Holland; Overijssel; Utrecht; Zuid-Holland; Zeeland.
Oorsprong en introductie
Gebied van oorsprong: Europa, Ponto-Kaspisch gebied.
Leefwijze: Mariene habitats op hard substraat, Estuaria en
brakwatergebieden, meren en andere wateren, kustgebieden, rivierengebied.
Introductie en -wijze: Vermoedelijk ongewild aangevoerd via aangroei op
scheepsrompen of via ballastwater of/en vogels. Eerste melding en publicatie in
1874.
Impact
Belangrijkste factoren: (Voedsel- en ruimte-)concurrentie.
Ecologische impact: Grote kolonies kunnen de
bodemstructuur veranderen, evenals de levensgemeenschappen. C. caspia kan
concurreren om voedsel en ruimte met andere sessiele soorten. De kolonies
zorgen aan de andere kant ook voor schuilplaatsen en voedsel voor mobiele
soorten als vis, weekdieren (zeenaaktslakken) en kreeftachtigen.
Eventuele economische impact: van deze soort is bekend dat ze voor een aanzienlijke mate van
verstopping van waterverbindingen (aan- en afvoer) kan leiden bij
electriciteitscentrales en dergelijke. In België is het een van de beruchtste
foulingsoorten in de Antwerpse haven. In Nederland is er enige mate van
vervuiling in de Amsterdamse haven (Noordzeekanaal-gebied). In Antwerpen wordt
Chlorine gebruikt om de pijpen schoon te houden. Uit Nederland zijn geen
gegevens bekend over de economische impact.
Mate van invasiviteit
Deze van oorsprong
Ponto-Kaspische soort migreerde via drie verschillende routes vanuit de Zwarte
Zee en Kaspische Zee naar
West-Europa: 1) via de rivier de Wolga en bijbehorende kanalen naar het
Oostzee-gebied in 1858. 2) via de rivier Dnjepr en bijbehorende kanalen naar de
Rijn en de Oostzee en 3) door de rivier de Donau en bijbehorende kanalen (Bij
de Vaate et al., 2002). In alle drie de gevallen hielp het bouwen van sluizen,
kanalen en andere bij de uitbreiding van de soort. De dieren verspreiden zich
hetzij via poliepen die hechten aan scheepsrompen, drijvende obljecten en
andere verplaatsbare substraten, hetzij via het transport van larven or in
ballastwater. Een andere mogelijkheid is transport van de menonte, polieploze overwinteringstadia via vogels (Leloup, 1952; Vervoort & Faasse, 2009). Er zijn
meerdere facoren voor de invasiviteit. Het is een een hoge mate adaptieve soort
die zich zowel in zoetwater- als in brakwaterghabitats kan voortplanten, zowel
asexueel als sexueel, de soort is tolerant voor hoge en lage temperaturen van
-5° C tot 35° C (door het rust-stadium (menontstadium). Verder is de soort
tolerant voor eutrofiëring van water (waar het zelfs zeer goed in gedijt) en
stelt het geen andere eisen aan het substraat dan dat dit enigszins vast is.
Verspreiding en -snelheid
De eerste melding
uit Nederland is van Amsterdam (rivier
de Amstel) in 1874 (Hoek, 1874). In ons land komt de soort zowel voor in zoet
water als in brak water. Met name in de zoetwatermeren en grotere wateren in
het Westen van het land (o.a. IJsselmeer) is de soort algemeen. Er zijn ook
meerdere locale populaties in min of meer brak water in Zeeland en in het
Noordzeekanaal-gebied. De soort is algemeen vanaf ten minste 1964 (Vervoort,
1946,1964; Vervoort & Faasse 2009).
Literatuur
- Hoek, P.P.C., 1874.
Mededeling over Cordylophora lacustris. Tijdschr. Ned. Dierk. Ver., Vol. 1,
blz. 157.
- Leloup, E., 1952.
Coelentérés. Faune de Belgique. Institut royal des Sciences naturelles de
Belgique: Brussels, Belgium. 283 pp.
- Oosterbaan, A., 1985. Hydropoliepen (Hydroida). SWG-tabellenserie KNNV en NJN No. 27.
- Redeke, H.C., 1948.
Hydrobiologie van Nederland. De zoete wateren. Uitg. C. de Boer jr., Amsterdam.
580 pp.
- Roch, F., 1924.
Experimentelle untersuchungen an Cordylophora caspia (Pallas) [=lacustris
Allman] über die abhangigkeit ihrer geographischen verbreitung und ihrer
wuchsformen von den physikalisch-chemischen bedingungen des umgebenden mediums.
Ztschr. für Morph. Okol. der Tiere 2 (3/4).
- Vaate, A., bij de, K.
Jazdzewski, H.A.M. Ketelaars, S. Gollasch, and G. Van der Velde. 2002.
Geographical patterns in range extension of Ponto-Caspian macroinvertebrate
species in Europe. Can. J. Fish. Aquat. Sci. 59: 1159–1174.
- Vervoort, W., 1946.
Hydrozoa (CI) A. Hydropolypen. Fauna van Nederland. Afl. XIV. 1-336. In: Fauna
van Nederland, Red.: L. F. de Beaufort, P.N. van Kampen, E.D. van Oort, H.C.
Redeke & W. Roepke. Uitgeverij: A.W. Sijthoff, Leiden.
- Vervoort, W., 1964. Notes
on the distribution of Garveia franciscana (Torrey, 1902) and Cordylophora
caspia (Pallas, 1771) in the Netherlands. - Zool. Meded. Leiden, 39:125-146.
- Vervoort, W.& M.A. Faasse 2009. Overzicht van de Nederlandse Leptolida(=Hydroida) (Cnidaria: Hydrozoa). - Nederlandse Faunistische Mededelingen 32:1-207.
- VLIZ Alien SpeciesConsortium, 2011. Brakwaterpoliep – Cordylophora caspia. Niet-inheemse soortenvan het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria. Vlaams Instituutvoor de Zee (VLIZ). Acc.: 20-06-2014.
Code
Auteurs
(Niels Schrieken, april 2015)
[IvL, juni 2015]
Commentaar
Grafieken