Mannetjes tot 2, vrouwtjes tot 1,3 cm. Kleur variabel, carapax meestal egaal bruin, roodachtig of groen, afhankelijk van de wiersoort waarop ze leven. Soms met witte lengtestrepen. Duidelijk gesegmenteerde langwerpig-ovaalronde dieren die naar de achterzijde duidelijk versmallen. Eerste antennepaar kort, tweede stevig en lang, eindigend in een gesegmenteerde spriet, lengte tot circa een vijfde van de lichaamslengte. Ogen aan de zijkanten duidelijk zichtbaar en donker. Looppoten kort en gedrongen, in vorm gelijk, zonder scharen. Achterdeel (pleotelson) ongekield, naar het einde toe versmallend, met concave zijden en uitlopend in een duidelijke, stompe punt.
[Lees verder...]