Search
Search

Soorten

Druipzakpijp

Zakpijp. Mariene soort. Kolonievormend. Kolonies tot tientallen vierkante cm en door aaneengroei hele stenen bedekkend (afzonderlijke zakpijpjes kleiner dan 1 mm). Gemeenschappelijk uitstroomopeningen in doorsnede tot ca 3 mm. Witgeel tot beige. Er is een onregelmatig min of meer gemarmerd patroon te zien van lichtere vlekken langs wat donkerder banen. Zeeland, Oosterschelde in rustiger water.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Zeester
Zeester. Mariene soort. Tot 50 cm, meestal 20-30 cm. Oranje, rood, paars of bruin, onderkant lichter. Lichaam met vijf brede, dikke armen. De huid is ruw met bobbeltjes, stekeltjes en tangvormige orgaantjes. Aan de onderzijde veel zuigvoetjes in rijen van vier. Zeer algemene soort, bekendste zeester. Op hard substraat en zandbodems langs de hele kust en in diep water. Spoelt vaak op het strand aan.

[Lees verder...]


Spiraalmosdiertje
Mosdiertjes. Mariene soort. Vaak ca. 8-10 cm. Grijsbruine boompjesachtige structuren, spiraalvormig opgebouwd. Broos en fijn, desondanks niet stug maar soepel.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Mosdiertjes
Europese zeekreeft

Grote langgerekte zwart-blauwe kreeft met grote scharen en rode voelsprieten.

[Lees verder...]


Noordzeekrab

Krab. Mariene soort. Tot 30 cm. Grote, trage soort met een oranje tot roodbruin rugschild dat twee keer zo breed als lang is. Poten deels geel, onderzijde idem. Forse scharen met zwarte schaarpunten. Ogen verhoudingsgewijs dicht bij elkaar. Noordzeekust, Zeeland en andere kustwateren, voornamelijk nabij hard substraat. Vrij algemeen. Grote dieren in dieper water.

[Lees verder...]


Strandkrab

Krab. Mariene soort, soms in brak water. Schildbreedte tot 9, meestal 6 cm. Groenige tot bruine krab, onderzijde meestal oranjegeel. Vooral jonge dieren  vaak met witte vlekken op het rugschild, meestal één in het midden. Achterste poten zonder zwemvliezen. Tussen de ogen zitten drie zeer korte stompe uitsteeksels. Algemeen langs de hele kust.

[Lees verder...]


Fluwelen zwemkrab

Krab. Mariene soort. Rugschild vrouwtjes tot 9 cm, mannetjes >10 cm. Tussen de ogen 8-10 scherpe tandjes. Lichaam bedekt met fijne haren. Achterpoten afgeplat tot ovale zwemvliezen. Rugschild roodbruin, ogen rood, schaarpunten blauwpaars. Uiteinden poten plus zwemvliezen idem of roodachtig. Vrij agressieve krab. Vooral in Zeeland, ook elders langs de kust.

[Lees verder...]


Gewone garnaal

Mariene kreeftachtige. Tot 9 cm. Zandkleurig met donkere vlekjes en meestal een zwarte staart. Goed gecamoufleerd op zandbodems. Rostrum klein, ogen op de bovenkant van de stompe kop. Schaarpoten met één vinger, die terugklapt tegen de rechthoekige palm (subchelate schaar). De zwempoten bewegen opzij. Bij verstoring schiet het dier een stukje achteruit en graaft zich dan bliksemsnel in.

[Lees verder...]


Kortlob-ribkwal

Ribkwal. Mariene soort. Tot 15 cm grote transparante ribkwal met klokvormig variabel lichaam en vier korte en vier lange ribben met zwemplaatjes. Bovenkant stomp, puntvormig. Mond omgeven door twee grote maar korte afgeronde lobben, die tot ongeveer halverwege het lichaam komen. Twee kleine tentakels met franjes. Lijkt sterk op de algemene exotische Amerikaanse langlob-ribkwal Mnemiopsis leidyi.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Ribkwallen
Zeedruif

Ribkwal. Tekst in bewerking.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Ribkwallen
Amerikaanse ribkwal

Ribkwal. Mariene soort, ook in brak water. 15-18 cm. Grote transparante dieren. Ovaal of vanaf de zijkant bezien klokvormig. Acht ribben, vier korte en vier lange, met daarop aaneengeschakelde zwemplaatjes. Mond omgeven door twee lange afgeronde lobben. De rand van de holte onder de lobben reikt ongeveer tot aan het evenwichtsorgaantje. Twee kleine tentakels met franjes. Lijkt op de zeldzame noordelijke kortlob-ribkwal Bolinopsis infundibulum.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Ribkwallen
Stompe alikruik

Mariene huisjesslak. Tot 17 mm. Meestal olijfgroen of donkerbruin. Soms geel of met kleurbanden of geblokt. De mondrand heeft vaak een paarslila zweem. Dikschalig, 5-6 iets gezwollen, vrijwel gladde windingen, top en eerste windingen steken weinig boven de lichaamswinding uit. Geen navel. Operculum dun, hoornachtig. Leeft tussen bruinwieren in het litoraal en bovenste sublitoraal. Algemeen in Zeeland, iets minder in het Waddengebied.

[Lees verder...]


Wenteltrap
Mariene huisjesslak. Tot 35 mm. Glanzend wit, tussen de ribben vaak roodbruine vlekken en strepen. Dunschalig. Priemvormig. 10-12 bolle windingen. Top spits. Mondopening rond, aan de buitenzijde samenvallend met een dwarsrib. Geen navel. Op de windingen staan smalle vertikale ribben, tot 10 op de laatste, die aansluiten op de ribben op voorgaande windingen. De tussenruimten zijn glad. Spoelt langs de hele kust aan, echter zelden levend. In Zeeland levend in o.a. Oosterschelde.

[Lees verder...]


Kortsnuit-zeepaardje

Zeevis. Familie van de Zeenaalden. Tot 15 cm. (meestal veel kleiner). Net als Zeenaalden voorzien van een harde beenplaten huid. Zeepaardjes zwemmen verticaal met hun rugvin, de kop staat in een hoek ten opzichte van het lichaam. Schaarse soort, nu en dan in de Oosterschelde, het Waddengebied en langs de Noordzeekust.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Zeekat

Tienarmige inktvis. Mariene soort. Aan de kop zitten 5 armen, waarvan één paar langer is. Het lichaam is breed en afgeplat. Het is geheel omzoomd met een franje-achtige vin. De grote kop heeft opvallende ogen en 5 paar relatief korte tentakels. Er is een inwendige schelp (rugschild) dat vooral uit kalk bestaat. Paait in het voorjaar in de Oosterschelde. Dieren spoelen zelden, eieren nu en dan, rugschilden zeer regelmatig op het strand aan.

[Lees verder...]


Gladde olifantstand

Stoottand. Mariene soort. Tot 45 mm lang. Ivoorwit tot vuilwit, soms lichtcréme. Geen anderen kleuren. Vaak met aanslag overdekt. Slanke, holle, zwakgebogen buis, aan beide zijden open. Lijkt op een miniatuur olifantenslagtand. Op een derde vanaf de smalste zijde iets sterker gebogen. Leeft ingegraven in de zeebodem, in de Noordzee (en elders) alleen in dieper water, niet nabij de kust. Soms met vissers aangevoerd of in/aan drijvende voorwerpen (wulkeneieren, poliepenbosjes).

[Lees verder...]


Karmozijnrode knotsslak

Zeenaaktslak. Tot 15 mm. Lichaam transparant. Kop en rug met witte vlekjes. Toppen van tentakels, papillen en rhinoforen geheel wit. Aan de basis van de voorste tot de middelste papillen vaak een karakteristieke karmozijnrode vlek. Halverwege de rhinoforen eveneens een brede karmozijnrode band. Slanke slak met gladde tentakels en rhinoforen en dunne en lange papillen, geplaatst in maximaal 11 borstelvormige rijen, met tot zes papillen per rij. Eisnoeren als dunne, gelatineuze band met een korrelige witte kern. Meestal om het voedsel gewikkeld. Schaars in de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Slanke ringsprietslak
Zeenaaktslak. Tot 40 mm. Halfdoorschijnend wit, kop en papillen met blauw iriserende waas. Soms met witte vlekken. Tentakels en papillen met witte top, papilinhoud bruinrood of grijs. Vooraan op de papillen een gebroken witte lijn. Staart met streep van witte puntjes. Bovenkant rhinoforen geel. Slanke slak, papillen lang, in 6 of meer clusters. Tentakels ca. 2x langer dan de gelamelleerde rhinoforen. Eisnoer als dunne witte, golvende draad, op plat vlak of op het voedsel; in dat geval als linksdraaiende spiraal tot 6 windingen. Oosterschelde, vrij schaars.

[Lees verder...]


Wrattige mosdierslak

Zeenaaktslak. Tot 20 mm, meestal kleiner. Lichaam wit, toppen rhinoforen oranjegeel, uitsteeksels op de mantelrand, rugwratten en uiteinden van de kieuwen idem. Kopzijde met idem gekleurde, gegroefde uitsteeksels. Mantelrand en kopzijde met naar boven gebogen vingervormige uitsteeksels. Kieuwboog met 3-5 drievoudig geveerde kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, in een ronde schacht staand. Eieren: enkelvoudige witte, gevouwen riemvormige spiraalbanden. Leeft op de Harige vliescelpoliep.

[Lees verder...]


Witgestreepte waaierslak
Zeenaaktslak. Tot 50 mm. Grijswit, uiteinden rhinoforen en papillen met witte vlekken. Midden op de rug een witte lengtestreep, vertakt in de tentakels. Ook op papillen 1-2 witte strepen. Papilinhoud donkerbruin, oranje, roze. Pluimvormige, forse slak. Papillen in 4-8 groepen aan zijkanten van de rug. Midden van de rug kaal. Rhinoforen met kleine wratjes. Eisnoeren als witte draad met hangende u-vormige lussen, gewonden om het voedsel. Vooral in Oosterschelde, ook in Westerschelde en Noordzee.

[Lees verder...]


Pagina 42 van 46Eerste   Vorige   37  38  39  40  41  [42]  43  44  45  46  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top