Search
Search

Soorten

Wit muizenoortje
Mariene huisjesslak. Tot 7 mm. Wit, glanzend, opperhuid bruingeel. 6-7 vrij vlakke windingen, de laatste winding ca. 65% van de totale schelphoogte. Aan de columellaire zijde in de mond steeds twee witte tandvormige plooien. Mondopening spits, geen operculum. Oppervlak met alleen groeilijnen. Dier met korte koptentakels die aan het uiteinde knopvormig zijn. Lichaamskleur wit, deels glasachtig transparant. Leeft vaak ondergronds onder deels in de bodem liggende stenen langs de hoogwaterlijn, op vaak min of meer grofzandige bodems. Zeer plaatselijk in Zeeland.

[Lees verder...]


Zandschelp
Mariene tweekleppige. Tot 40 mm. Wit tot lichtgeel, opperhuid grijswit. Dunschalig, bol, bijna rond. Oppervlak vrij glad, met fijne, dicht opeenstaande concentrische lijntjes en enkele duidelijke groeilijnen. Mantelbocht zeer diep, tot boven het midden van de schelp reikend. Duidelijk uitwendig ligament. Noordzee, verder van de kust. Zelden vers op het strand, soms fossiel.

[Lees verder...]


Zwakgebogen glanshorentje
Mariene huisjesslak. Tot 4 mm. Levende exemplaren met glasachtige schelp, lege huisjes melkwit. Dunschalig, spits horentje, met ca. 10 vlakke, gladde, glanzende windingen. Meestal licht gekromd, sommige exemplaren vrijwel recht, ook licht S-vormig gebogen exemplaren. Mondopening peervormig, operculum smal, hoornachtig . geen sculptuur, oppervlak glad. Noordzee verder van de kust. Leeft vermoedelijk ectoparasitair met zee-egels, zeekomkommers en/of slangsterren.

[Lees verder...]


Witte wenteltrap
Mariene huisjesslak. Tot 13 mm, meestal kleiner. Porseleinwit, nooit met bruine vlekjes. 11-12 windingen. Mondopening rond-ovaal, altijd samenvallend met een rib. Geen navel. Operculum rond, hoornachtig. Een groot aantal dicht opeenstaande ribben, tot 18-22 op de laatste omgang. Kop met een lange uitstulpbare zuigslurf, waarin aan het uiteinde de mondopening met rasptong zit. Noordzee en Zeeland (Ooster- en Westerschelde). Lege schelpen spoelen vooral aan in Zeeland, elders schaars in aanspoelsel.

[Lees verder...]


Turtons wenteltrap
Mariene huisjesslak. Tot 40 mm. Beige tot lichtbruin met vage bruine vlekjes. Stevig priemvormig horentje. 12-15 windingen. Top spits, mond rond en samenvallend met een rib. Geen navel. Operculum rond, hoornachtig, Tot ca. 12 afgeplatte ribben, die plat op het schelpoppervlak liggen. De ribben sluiten meestal niet precies aan op die van de vorige en volgende winding en vaak zijn er een of meerdere breder. Tussen de ribben fijne, maar duidelijke spiraalsculptuur. Noordzee ver van de kust, schaars. Spoelt vooral op de Friese Waddeneilanden aan.

[Lees verder...]


Klein traliehorentje
Mariene huisjesslak. Tot 3,4 mm. Crèmewit of wit. Stevig, met 3-5 vlakke windingen. De top is iets ingedraaid. Mondopening eivomig, tandplooi op de spil duidelijk. Navel spleetvormig klein of ontbrekend. 25-30 rechte, vlakke verticale ribben, onder het midden 6-8 duidelijke spiraalribben. Koptentakels kort, driehoekig, met een knopvormige verbreding. Ogen aan de basis van de tentakels. Lichaamskleur transparant wit of crème. Noordzee, verder van de kust. Schaars tot zeldzaam op NCP.

[Lees verder...]


Klein priemhorentje
Mariene huisjesslak. Tot 5 mm. Glanzend wit. Stevig, met 8-9 vrij vlakke windingen. Top gekanteld, de 1,5-2 embryonale windingen staan haaks op de latere windingen. Mondopening iets vierkant, soms een vage navel. Op de columella zit een tandvormige plooi. 20-24 dikke dwarsribben die breder zijn dan de tussenruimten, iets scheef staan en aan de onderzijde vervagen. Geen spiraalgroeven. Noordzee, verder van de kust, niet van het strand bekend.

[Lees verder...]


Ketting-schepje
Mariene huisjesslak. Tot 5 mm. Witachtig, bijna transparant, zeer dunschalig. 2-3 snel toenemende windingen, de laatste uitgegroeid tot ‘oor’. Bovenzijde mondrand steekt niet boven de topwindingen uit en is nauwelijks gekarteld. Geen operculum. Oppervlak met spiraalsgewijs verlopende rijen duidelijk langwerpig-ovale putjes, die de vorm aannemen van aaneengesloten schakels van een ketting. Schelp geheel omsloten door de mantel. Maag met drie verkalkte kauwplaten. Noordzee, ver van de kust. Enkele keren aangespoeld. Zeldzaam.

[Lees verder...]


Houtboormossel
Mariene tweekleppige. Tot 13 mm. Grijs- tot kalkwit, opperhuid geelbruin. Schelpen lijken op die van paalwormen, echter zonder paletten.Tussen de top zitten 2 accessorische schelpstukken. Het middelste deel heeft horizontale, verticale en schuine ribben, het voorste deel bijna uitsluitend horizontale ribben, het achterstuk is vrijwel glad. Dier met lange sifobuis, met alleen een instroomsifo, die ca 1 cm buiten het hout uitsteekt. Noordzee, verder van de kust in afgezonken waterdoordrenkt hout. Zelden op het strand in wrakhout.

[Lees verder...]


Holteschelpje
Mariene tweekleppige. Tot 9 mm. Glanzend wit, opperhuid geelbruin. Dunschalig bol, ovaalrond. Oppervlak met concentrische groeilijnen. Geen mantelbocht. Dier zonder echte sifonen, de in- en uitstroomopeningen liggen niet bij elkaar, de instroomopening ligt aan de voorzijde, de uitstroomopening meer aan de achterzijde. Slanke voet die grotendeels als een cilinder kan worden opgerold. Lichaamskleur wit tot geelwit. In het verleden enkele keren autochtoon aangetroffen in het sublitoraal van dijken en havenpieren. Nu en dan aanspoelend aan drijvende voorwerpen op het strand.

[Lees verder...]


Grote parelmoerneut
Mariene tweekleppige. Tot 19 mm. Grijswit, met een matte olijfgroene opperhuid (periostracum) met soms oranje vegen en vlekken. Groter dan de voorgaande soorten, met aan de buitenzijde vage tot duidelijke radiaire ribben. Deze kruisen de concentrische groeilijnen waardoor het oppervlak een fijne ruitsculptuur krijgt. Slot taxodont. Onderrand met karteltjes (gecreneleerd). Dier zonder sifonen, de voet is cilindrisch, aan het uiteinde afgeplat. Noordzee, ver van de kust. Fossiel bekend van het strand (Waddeneilanden).

[Lees verder...]


Grove papierschelp
Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Wit, opperhuid licht bruingeel. Dunschalige, ovaalronde tot licht hoekige schelp. Ovaalrond, de achterzijde is afgeknot en afgerond, evenals de boven- en onderrand. Linkerklep iets boller dan de rechterklep. Oppervlaktesculptuur met name op het achterste gedeelte wat grover en de groeilijnen verlopen daar meestal wat grilliger. Geen slottanden, ligamentdrager begrensd door een hoekige inkeping. Noordzee, verder van de kust. Uiterst zelden op het strand.

[Lees verder...]


Grote mantel
Mariene tweekleppige. Tot 16 cm. Platte (linker-)klep vaak roodbruin, met donkere vlekken, Bolle (rechter-)klep veel lichter. Grote stevige schelpen, de oortjes naast de top zijn bijna gelijk. 14-17 brede ribben, ertussen diverse zeer fijne ribben. Mantelranden van het dier met diverse manteltentakels en aan de basis hiervan ca. 30-40 ‘oogjes’ (ocelli). Lichaamskleur crèmewit tot lichtroze. Mantelranden gemarmerd met geelbruine en witte delen, tentakels wit, roze, of donker gestreept. Oogjes groen of blauwzwart. Noordzee verder van de kust. Spoelt zelden aan (soms vastgehechte juvenielen).

[Lees verder...]


Geplaats in: Tweekleppigen
Grote papierschelp
Mariene tweekleppige.Tot 9,5 cm. Wit, opperhuid strogeel. Dunschalig, breekbaar, matig bol. Rechterklep boller dan linker. Achterzijde afgeknot en gapend. Top iets naar binnen gekruld. Van de top naar de achterrand loopt een vage plooi. Groeilijnen en grofkorrelige oppervlaktesculptuur, vooral op de achterzijde. Geen slottanden, uitwendige slotband en inwendige ligamentprop in een kleine driehoekige ligamentdrager. Dier: Sifonen lang, aan het uiteinde kunnen ze ballonvormig zwellen. Noordzee. Diep water. Zeldzaam.

[Lees verder...]


Geplaats in: Tweekleppigen
Gouden tapijtschelp
Mariene tweekleppige. Tot 45 mm. Crémewit, geel tot paarsroze, met meestal een patroon van paarse, bruine of zelfs groenachtige stralende V-vormige vlekken en strepen. Binnenzijde vaak goudgeel, oranje of paarslila. Rond-ovaal, met omgebogen top. Buitenzijde met ondiepe, regelmatige concentrische ribben en groeilijnen. Mantelbocht aan binnenzijde tot iets voor het midden. Onderkant mantellijn en mantelbocht lopen vrijwel nergens parallel, mantelbocht in vrij hoekige punt. Meerdere keren in Zeeland (ingevoerd) gevonden. Verder nu en dan met drijvende voorwerpen op het strand.

[Lees verder...]


Geplaats in: Tweekleppigen
Glashorentje
Mariene huisjesslak. Tot 5 mm. Dunschalig. Cilindervormig, met 4-5 matig windingen, de laatste sluit de voorgaande in. Top vaak iets boven de laatste windingen uitstekend. Naad tussen de windingen diep. Navel spleetvormig. Schelpoppervlak glad, alleen groeilijnen. Schelpkleur transparant tot wit. Geen operculum. In de zuidoostelijke Noordzee schaars, op het strand enkele vondsten van lege exemplaren.

[Lees verder...]


Geplaats in: Huisjesslakken
Glanzend tandhorentje
Mariene huisjesslak. Tot ca. 5 mm. Crème. 6-7 vrij vlakke windingen. De topwinding is klein en ingedraaid, niet gekanteld. In de mondopening aan de spilzijde een scherpe tandplooi. Oppervlak glad met grovere groeilijnen en soms microscopische spiraallijntjes. Lichaamskleur witachtig met een groot aantal gele vlekken op de koptentakels, kop en voet. Noordzee, geassocieerd met diverse weekdieren en wormen. Op het strand voornamelijk oude fossiele exemplaren

[Lees verder...]


Gezwollen tolhoren
Mariene huisjesslak.Tot 10 mm. Crème, geelgrijs tot bruinroze met rozerode en bruine vlekken en strepen. 6-7 matig bolle windingen die aan de bovenkant afgeplat zijn. Mondopening hoekig, binnenin parelmoerkleurig. De navel is nauw, kommavormig en vrij diep. De sculptuur bestaat uit fijne spiraalrichels. Noordzee, ver van de kust (Klaverbank). Zelden op het strand, alleen op drijvende voorwerpen en als fossiel.

[Lees verder...]


Gezwollen slanke noordhoren
Mariene huisjesslak. Tot 70 mm. Wit of crème, opperhuid bruin tot groenachtig. De schelp is vrij dunschalig, met 8-9 vrij bolle, vaak licht geschouderde windingen. De opperhuid kan glad zijn, maar ook vezelig. De top gaat gelijkmatig over in de volgende windingen en is niet knopvormig. Sifokanaal vrij kort, gebogen. Operculum peervormig. De windingen hebben fijne spiraalsculptuur. Soms zijn de windingen gedrongen en is de opperhuid streperig. Schaars in de Nederlandse Noordzee in diep water.

[Lees verder...]


Gezaagd schepje
Mariene huisjesslak: H. tot 15 mm, B. tot 10 mm. Vaak veel kleiner. Langwerpig hoekig horentje met 2-3 snel toenemende windingen, de laatste is uitgegroeid tot een ‘oor’. Bovenzijde van de mondrand steekt niet boven de topwindingen uit. Buitenkant mondrand aan de onderzijde gekarteld/ingezaagd. Over de schelp lopen spiraalrijen van minuscule, op een lichte verhoging staande, ronde of niervormige putjes die tegen elkaar aanliggen en een kettingvormige sculptuur vormen. Dier aanzienlijk groter dan de schelp.

[Lees verder...]


Pagina 28 van 46Eerste   Vorige   23  24  25  26  27  [28]  29  30  31  32  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top