Sterk afgeplat, ovaal-ruitvormig lichaam, met twee zeer grote, aan de kop vergroeide, afgeronde borstvinnen. De dieren hebben een lange puntig toelopende staart. De gemiddelde afmeting ligt tussen de 45 en 60 cm (maximaal 70 cm). De rug is licht geelbruin of grijsbruin, al dan niet met geelachtige vlekken. Het dier kan kleur en patroon goed aan de ondergrond aanpassen. Een zeer opvallend kenmerk, waaraan de soort ook de Nederlandse naam dankt, zijn de twee grote, bijna ronde 'oogvlekken' op de de borstvinnen, ongeveer in het midden van de vis. Deze vlekken zijn zwart, gemarmerd met gele strepen of vlekken. Een heel enkele keer zijn er nog andere kleinere oogvlekken aanwezig. Het buikoppervlak is wit met kleine donkere vlekjes, aan de randen wat grijzer. De snuit is kort en niet zeer spits. De opstaande randen van de borstvinnen krullen iets naar binnen. De twee kleine afgeronde rugvinnen staan ver naar achteren op de staart. De staartvin zelf is miniem. De buikvinnen liggen tegen de staartbasis aan. Tot de buikvinnen horen ook twee lobvormige uitsteeksels. De rugzijde van de lichaamsschijf is vrijwel geheel bedekt met kleine doornachtige stekels, met uitzondering van het midden van de borstvinnen, waar bij volwassen roggen geen stekels staan. De buik is glad, alleen de opstaande randen hebben stekeltjes. Meestal is er een rij van 9–13 stekels rond de binnenkant van de ogen en een grote driehoek van stekels op de schouder. Op de staart komen vier rijen stekels voor, de binnenste twee lopen door op de rug. De ogen zitten aan de bovenzijde, voor op de kop, evenals de spuitgaten (spiraculi). Mond, neusgaten en vijf paar kieuwspleten bevinden zich aan de buikzijde. Nadere kenmerken: beide geslachten hebben in de mond 54-60 rijen nogal scherpgepunte tanden.
Ecologie (ingekort verspr.atlas)
Sterk afgeplat, ovaal-ruitvormig lichaam, met aan de kop vergroeide, afgeronde borstvinnen en een lange, puntig toelopende staart. Gemiddeld tussen de 45 en 60 cm (tot 70 cm). Rug licht geelbruin of grijsbruin, al dan niet met geelachtige vlekken. Een opvallend kenmerk, waar de Nederlandse naam naar verwijst, zijn twee grote, bijna ronde 'oogvlekken' op de de borstvinnen, ongeveer in het midden. Deze zijn zwart, gemarmerd met gele strepen of vlekken. Het buikoppervlak is wit met kleine donkere vlekjes, aan de randen wat grijzer. Snuit kort, niet zeer spits. De opstaande randen van de borstvinnen krullen iets naar binnen. De twee kleine rugvinnen staan ver naar achteren op de staart. Buikvinnen tegen de staartbasis aan, inclusief twee lobvormige uitsteeksels. Rugzijde van de lichaamsschijf vrijwel geheel bedekt met kleine doornachtige stekels. Alleen in het midden van de borstvinnen staan bij volwassen roggen geen stekels. Buik glad, met alleen stekels langs de opstaande randen. Meestal 9–13 stekels rond de ogen en een driehoek van stekels op de schouder. Op de staart vier rijen stekels, de binnenste twee doorlopend op de rug. Ogen zitten en spuitgaten (spiraculi) voor op de kop. Mond, neusgaten en vijf paar kieuwspleten aan de buikzijde.
Bescherming
Niet opgenomen op de Nederlandse Rode Lijst. Niet als bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN. Geen vermelding met minimummaat in de Visserijwet. Voor vissers geldt geen terugzetverplichting.
[Lees verder...]