Zoetwaterslak. Tot 70 mm (meestal ca. 45 mm). Geelachtig bruin,
hoornkleurig of soms iets groenachtig. Eerdere windingen vaak donkerder.
Vaak bedekt met een donkere aanslag. Dunschalig, vrij spits met 7-8
matig bolle windingen, de laatste bijna 3/4 van de totale hoogte.
Sculptuur van onregelmatige, vage en dikkere groeilijnen, soms ook
grove, onregelmatige, ver uiteen liggende spiraalribbels. Mondopening
breed ovaal, mondrand onverdikt. Geen navel. Algemeen in heel Nederland
in begroeide, stilstaande zoete wateren.
[Lees verder...]