Search
Search

Soorten

Kleine koornaarvis
Mariene vissoort (zeevis, ook in brak en soms zelfs zoet water). Slanke dunne visjes. Circa 7-8 cm (tot 10 cm). Rug helder grijsblauw tot bruin. Flanken met een groen-zilverkleurig glans, een donkere lengtestreep en een rij donkere puntjes. Twee rugvinnen. Staartvin gevorkt. Anaalvin op gelijke hoogte van de tweede rugvin. Buikvin klein. Ogen groot. Bek schuin bovenstandig. Begin jaren zestig voor het eerst uit Nederland gemeld. Tegenwoordig plaatselijk algemeen (o.a. in het Veerse Meer en Grevelingenmeer).

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Zeewolf
Mariene vissoort (zeevis). Grote, langwerpige vis. Tot 160 cm worden. Rug blauwgrijs, flanken groenbruin met donkere verticale banden. Stompe kop met een grote bek met krachtige kaken. Vooraan in de bek lange, stevige tanden., achteraan stompe tanden. Rugvin lang, anaalvin eveneens. Brede borstvinnen. Geen buikvinnen, kleine staartvin. Langs de Nederlandse kust zeldzaam, nu en dan jonge dieren.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Dwergzeedonderpad
Mariene vissoort (zeevis). Tot 7,4 cm). Rug en flanken bruinachtig. Vaak vier donkerdere dwarsbanden. Kop grijsgeel. Mannetjes in de paaitijd met rode vlekken. Kop en lichaam gepantserd met ruwe, deels gestekelde beenplaten. Rugzijde wat verhoogd. Brede, eindstandige bek met verdikte lippen. Kieuwdeksels ruw, met een lange stekel. Twee gescheiden rugvinnen, de eerste heeft stevige stekels. Buikvinnen en anaalvin hebben ook stekelvormige vinstralen. Borstvinnen groot. Geen met de buikhuid verbonden overstekende flap onder de kieuwen. Zeldzame, noordelijke soort. Nu en dan in de Nederlandse Noordzee.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Kleine pieterman
Mariene vissoort (zeevis). Circa 12-15 (tot 18 cm). Rugzijde goudgeel, buikzijde zilverwit. Rugvin zwart, langs de staartvin vaak een zwarte rand. Langwerpig, matig slank, zijdelings platgedrukt lichaam. Geen stekeltjes voor de ogen. Buikvinnen vóór de borstvinnen. Korte eerste rugvin met scherpe (giftige) stekels. Op de kieuwdeksels aan beide kanten ook een lange gifstekel. Schuin naar boven gerichte bek. Tweede rugvin en anaalvin lang. De vis injecteert via de rugvin gif indien er op wordt getrapt. Het (eiwit)gif kan worden geneutraliseerd door snel heet water over de wond te gieten. Langs de Nederlandse kust vrij algemeen in zandbodems, o.a. direct beneden de laagwaterlijn.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Grote pieterman
Mariene vissoort (zeevis). Circa 25-35 cm (tot 40 cm). Bovenzijde groenachtig. Flanken bruin-geel met lichte en donkere vlekken en schuine strepen. Eerste rugvin met donkere vlek. Bek schuin opwaarts gericht. Op de snuit 2-3 korte stekels. Korte buikvin vóór de kwastvormige borstvin. Eerste rugvin klein, met 5-7 holle stekels die gif bevatten. Ook stekels op kieuwdeksels met gif. Vroeger vrij algemeen in dieper water. Tegenwoodig vrij zeldzaam. Leeft ingegraven in zand met alleen ogen (en rugstekels) boven het zand. Indien gestoken de wond onmiddelijk behandelen met zo heet mogelijk water.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Trompetterzeenaald
Mariene vissoort (zeevis: ook in brak water). Langwerpige vissen met een slangachtig lichaam zonder schubben. Verstevigd door uitwendige, uit beenachtig materiaal bestaande plaatjes en ringen. Meestal circa 20 cm (maximaal 35 cm). Rug en flanken meestal groenachtig, met donkerdere vlekken. Buik geelachtig. Kop met  langgerekte, zijdelings afgeplatte snuit met een kleine bovenstandige mond. Snuit tot meer dan tweemaal zo zijn als de kop. Kop en snuit lopen in elkaar over. Borstvinnen klein. Kleine rugvin in het midden op de rug. Mannetjes met een uit twee huidplooien gevorme broedbuidel.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Gebogen traliemossel
Tweekleppige uit brak water. 2-4 cm (tot 6 cm). Geelwit met blauwachtige zweem, de tralievormige ribben zijn donker zwartbruin. Binnenkant paarsbruin. Opperhuid bruin, dun, schilferig. Oppervlak met sterke uitwaaierende ribben. Zeer jonge exemplaren langwerpig met ribben, exemplaren van 1-2 cm driehoekig, vrij plat met de top duidelijk omgebogen. Grotere exemplaren worden wat langwerpiger. Onderrand met inbochting. Exoot, in 2018 ontdekt in het Noordzeekanaal.

[Lees verder...]


Zuurstok-zakpijp
Solitaire zakpijp. Mariene soort. 20 x 15 mm. Ovaalrond. De mantel is rozerood. De hals van de beide sifonen is  afwisselend gestreept met roze en witte strepen. Oppervlak leerachtig en gerimpeld, vaak bedekt met slik en andere organismen. Sinds 2017 bekend uit de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Zee-abrikoos

Solitaire zakpijp. Mariene soort. 20 x 15 mm, vaak kleiner. Ovaalrond. De mantel is min of meer egaal oranjerood, tot abrikooskleurig. De sifonen zijn duidelijk bleker, met bovenaan, langs de buitenkant van de sifo een dun oranjerood lijntje. Oppervlak matig ruw, vaak begroeid met andere organismen. SInds 2017 bekend uit de Oosterschelde.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Zakpijpen
Xerotricha conspurcata
Terrestrische (land-) huisjesslak. Huisje 6,5 x 4 mm. Lichtbruin tot créme en grovere donkerbruine vlekken. Aan de onderzijde soms onderbroken banden. Samengedrukt kegelvormige schelp met 4-5 windingen. Topwindingen iets samengedrukt. Mondopening ovaal, iets breder dan hoog, geen verdikking. Navel ongeveer 1/6 van de totale breedte. Oppervlak met onregelmatige ribben en groeilijnen. Op het huisje duidelijke, gebogen, stugge haartjes. Bekend uit Zeeuws Vlaanderen. Ingevoerde, niet inheemse soort.

[Lees verder...]


Aziatische mossel
Mariene tweekleppige. Glanzend geelgroen, met bruinrode strepen en vlekken. Gemiddeld 20 mm. Langwerpig, soms wat hoekig. Top duidelijk een stukje van de voorrand afliggend. De voorrand is zwak geribd. Het deel aan de achterzijde is ribbelvrij. Spint langgerekte bossen byssusdraden. Op zachtere modderbodems vormen deze lange 'nesten' waarin meerdere mosseltjes leven. In 2018 waargenomen nabij Goes. Exoot uit West-Pacifisch gebied.

[Lees verder...]


Samengedrukte erwtenmossel
(Erwtenmossels zijn voor niet-kenners nogal lastig van elkaar te onderscheiden). Kleine, matig stevige schelpen. 2-2,5 mm (zelden tot 3,5). Wit tot geelwit. Driehoekig indien volwassen, meer rond-ovaal indien jong. Rondom de top (umbo) zit een opstaande, relatief dikke, ronde richel (plica). Verder sculptuur bestaat uit vage groeilijnen. Het grootste deel van het schelpoppervlak heeft een hoge dichtheid aan kleine gaatjes (poriën). In 1993 voor het eerst in Nederland, pas onlangs (2018) als aparte - exotische - soort herkend. Inmiddels op veel plaatsen in onze zoete binnenwateren aanwezig.

[Lees verder...]


Japanse zeepbelslak
Mariene huisjesslak. Slakken bruinachtig, tot 20 mm. Schelp deels door mantelflappen van het lichaam bedekt. Achter op de kop twee lange, platte kopaanhangsels. Slakkenhuis tot 13 mm, zeer dun en opgeblazen. Bijna kleurloos, vuilwit, soms wat hoornachtig. De laatste winding sluit de voorgaande in. Mondopening groot, naar boven smaller wordend. Oppervlak glad, met alleen groeilijnen. Het lichaam kan niet geheel in de schelp worden teruggetrokken. Sinds 2018 in het Veerse Meer bij Wolphaartsdijk, mogelijk ook elders. Exoot uit (o.a.) Japan.

[Lees verder...]


Staafpissebed
zie aangepaste velden


Rode kieuwdraadjesworm
zie aangepaste velden


Geplaats in: Soorten, Borstelwormen
Verborgen vlokslak
zie aangepaste velden


Citroengeel mosdiertje
zie aangepaste velden


Geplaats in: Soorten, Mosdiertjes
Langspriet-slijkkreeftje
zie aangepaste velden


Dwergbot
Mariene vissoort (zeevis). Kleine langwerpige platvis met ogen op de linkerzijde. Tot 12 cm. Linkerkant bruin met gele, oranje of roodbruine, vaak kommavormige vlekken. Rechterzijde wit met een zichtbare zijlijn. Oppervlak bedekt met grove schubben waarvan de randen getand zijn. De rugvin begint iets voor het rechteroog. De buik- en anaalvin lijken door te lopen, maar zijn niet vergroeid.

[Lees verder...]


Geplaats in: Soorten, Vissen
Schelvis
Langwerpige vis, taps toelopend naar achteren. In doorsnee bijna rond. Tot 112 cm, vaak kleiner. Rug donker groenbruin, flanken zilvergrijs, buik wit. Onder de eerste rugvin zit een kenmerkende grote ovale donkere vlek. Zijlijn boven de borstvinnen iets gebogen. Relatief kleine onderstandige bek. Eén korte kindraad. Drie rugvinnen en twee anaalvinnen. Alle rugvinnen driehoekig. De voorste anaalvin begint vlak achter de eerste rugvin. Staartvin vaak min of meer gevorkt.

[Lees verder...]


Geplaats in: Vissen
Pagina 2 van 46Eerste   Vorige   1  [2]  3  4  5  6  7  8  9  10  Volgende   Laatste   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top