Dwerg-pijlinktvis
Alloteuthis subulata
|
Dwerg-pijlinktvis
Alloteuthis subulata
Tienarmige inktvis. Mariene soort. Mannetjes tot 20, vrouwtjes tot 17
cm. Lichaamskleur vuilwit tot bruinrood met regelmatig verdeelde
chromatoforen. Lichaam slank pijlvormig. Vangarmen met twee rijen
zuignapjes. Op de lepels van de tentakels vier rijen zeer kleine
zuignapjes. Vinnen beginnend
op ca. een derde van de mantellengte. Inwendig gelegen gladius
(schelp/rugschild) veervormig, alleen bestaand uit chitine
zonder kalk. Schelpkleur: deels doorschijnend bruingeel.
Item 1 of 0
| Dwerg-pijlinktvis | Alloteuthis subulata | | Tienarmige inktvis. Mariene soort. Mannetjes tot 20, vrouwtjes tot 17
cm. Lichaamskleur vuilwit tot bruinrood met regelmatig verdeelde
chromatoforen. Lichaam slank pijlvormig. Vangarmen met twee rijen
zuignapjes. Op de lepels van de tentakels vier rijen zeer kleine
zuignapjes. Vinnen beginnend
op ca. een derde van de mantellengte. Inwendig gelegen gladius
(schelp/rugschild) veervormig, alleen bestaand uit chitine
zonder kalk. Schelpkleur: deels doorschijnend bruingeel. | Afmetingen: Mantellengte bij mannetjes tot 14, bij vrouwtjes tot 12 cm. Lengte hele dier: tot 20 (man) tot 17 cm (vrouw)
Lichaamskleur: Variërend van vuilwit tot bruinrood, de
typischekleurschakeringen van een kustbewoner die zich goed aan de
achtergrond kanaanpassen. De vele kleine en grote chromatoforen zijn
zeer regelmatig over hetlichaam verdeeld.
Lichaamsvorm: Het lichaam is slank pijlvormig, uitlopend in een punt. Bij het mannetje is die zeer scherp. De mantelrand steekt aan de rugzijde in een afgeronde punt naar voren over de verbinding met de kop, maar is niet met de kop vergroeid.
Armen: Op de vangarmen twee rijen zuignapjes. De lepels aan de uiteinden van de langere tentakels zijn maar weinig breder dan de tentakels en hebben vier rijen zeer kleine zuignapjes. Bij het mannetje is de vierde arm linksgehectocotyliseerd, vooral de top is omgevormd om de spermatoforen over te brengen.
Vinnen: De vinnen zijn, op de rug gezien, hartvormig en beginnen
op ongeveer een derde van de mantellengte, gerekend vanaf de mantelrand.
Schelp (rugschild): De inwendig gelegen gladius is slank, veervormig en bestaat uit chitine zonder kalk. Hij beslaat de totale dorsale mantellengte. De schelpkleur is deels doorschijnend licht- tot bruingeel. | | Van de Shetland-Eilanden tot in de Middellandse Zee. Alleen dicht langs de kust. Het is in de Noordzee de meest voorkomende inktvissoort. In Nederland wordt de soort tot vlak voor de kust waargenomen, met name in het Waddengebied en de Zeeuwse wateren. In de Oosterschelde vooral waargenomen in de maanden mei, juni en juli.
Op het strand: Zelden spoelen levende dieren aan. De eieren zijn nu en dan te vinden, de schelp (rugschild) slechts bij hoge uitzondering. | Pelagische leefwijze. Bewoner van ondiepe kustwateren, leeft vlak boven de bodem. Trekt in het voorjaar naar de kust om eieren af te zetten, waarna de volwassen dieren sterven. Jonge dieren trekken bij dalende watertemperatuur in het najaar langs de kust naar het diepere en dan nog warmere water in het midden van de Noordzee. Het voedsel bestaat uit kleine vis en garnalen. De dieren zijn van gescheiden geslacht. Paaitijd langs de Nederlandse kust in voorjaar en zomer. De 2 mm grote eieren liggen ingekapseld in een aantal gelatineachtige, ongekleurde en meestal doorzichtige strengen van 10 cm, die in trosjes, met een steeltje op wier of ander substraat worden vastgemaakt. | | 153131 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Grote pijlinktvis
Todarodes sagittatus
|
Grote pijlinktvis
Todarodes sagittatus
Tienarmige inktvis. Mariene soort. Dier tot 120 cm. Rugzijde donker
roodbruin, paars of oranje, buikzijde bleker. Groot, slank pijlvormig
dier. Vangarmen met twee rijen zuignappen. Lange smalle lepel aan
het eind van de tentakels met vier rijen zuignappen, de twee
buitenste rijen zijn weinig ontwikkeld. De beide vinnen beginnen op 3/5
van de
mantelrand en vormen een duidelijke hoekige pijl. Spoelt af toe aan op
het strand.
Item 1 of 0
| Grote pijlinktvis | Todarodes sagittatus | | Tienarmige inktvis. Mariene soort. Dier tot 120 cm. Rugzijde donker
roodbruin, paars of oranje, buikzijde bleker. Groot, slank pijlvormig
dier. Vangarmen met twee rijen zuignappen. Lange smalle lepel aan
het eind van de tentakels met vier rijen zuignappen, de twee
buitenste rijen zijn weinig ontwikkeld. De beide vinnen beginnen op 3/5
van de
mantelrand en vormen een duidelijke hoekige pijl. Spoelt af toe aan op
het strand. |
Afmetingen: Dorsale mantellengte tot 65 cm, hele dier tot 120 cm.
Lichaamskleur: De rugzijde (dorsaal) van het dier is donker roodbruin, de buikzijde (ventraal) bleek roodbruin.
Lichaamsvorm: Lang slank pijlvormig dier, verhouding lengte-breedte ongeveer 5:1.
Armen: Op
de vangarmen staan twee rijen zuignappen. Op de lange smalle lepel aan
het eind van de tentakels staan vier rijen zuignappen, waarvan de twee
buitenrijen nauwelijks zijn ontwikkeld. Op de top van de lepel staan vier
rijen zeer kleine zuignapjes.
Vinnen: De
beide vinnen vormen min of meer een rechthoek, die op 3/5 van de
mantelrand begint en eindigt in een hoek van 90o.
Schelp: Zie de betreffende pagina over de gladius van de Grote pijlinktvis.
| Spoelt de laatste jaren vaker aan. | Oost-Atlantische wateren, van Kaap de Goede Hoop,
Azoren, IJsland tot Nova Zembla en de Middellandse
Zee. Gezien de vele waarnemingen
en vangsten foerageert de Grote pijlinktvis in de
Nederlandse wateren
en kan de soort zeker tot de Nederlandse fauna worden
gerekend.
Trends De soort is
vóór 1985 veel vaker waargenomen en op het strand aangespoeld
dan in de periode vanaf 1985. Aangezien de
waarnemersinspanning
op het strand alleen maar is toegenomen, mag worden
verondersteld dat er
inderdaad sprake is geweest van een afname. De laatste
jaren neemt het aantal
waarnemingen op het strand weer opvallend toe en
spoelen met name op de
Waddeneilanden weer vaker dieren aan. | Pelagische
soort, die tot op grote diepte leeft. De dieren
leven in een dag-nachtritme: overdag verblijven ze in
diep water en ’s nachts
aan het oppervlak om te jagen.Als
voedsel staat onder andere kleine Haring op het menu.
Voortplanting: de dieren
zijn van gescheiden geslacht. De paaitijd valt vooral
in het vroege voorjaar.
Aangespoelde eieren zijn niet van de Nederlandse kust
bekend. Gezien de verafgelegen
paaiplaatsen is de kans zeer klein. | In de noordoostelijke
Atlantische wateren trekt
de Grote pijlinktvis in de winter en het vroege
voorjaar in grote scholen naar
baaien en fjorden in Ierland, Noord-Schotland en
Noorwegen. Deze trek loopt,
gezien de meldingen van vangsten op het NCP en de
regelmatige strandingen,
ook deels door de Nederlandse kustwateren. Een andere
mogelijkheid is dat
het om dieren gaat die in de winter of het vroege
voorjaar langs de Zuid-Ierse
kust hebben gepaaid en afgeleefd met de zeestromingen
door Het Kanaal in de
Noordzee terecht zijn gekomen. Het zijn altijd grote
dieren die aanspoelen. | 140624 | Nederland | Zoutwater | SMP |
Rugschild Grote pijlinktvis
Todarodes sagittatus
|
Rugschild Grote pijlinktvis
Todarodes sagittatus
Tienarmige inktvis. Mariene soort. Inwendig gelegen gladius. Tot ca. 65
cm lang. Zeer dun, lang, uit plasticachtige chitine bestaande 'pijl',
die na droging snel opkrult en verbrokkelt. Aan het uiteinde een
lancetvormig puntje. Spoelt zelden of nooit aan, wel nog aanwezig in
aangespoelde dieren (uitprepareren).
Item 1 of 0
| Rugschild Grote pijlinktvis | Todarodes sagittatus | | Tienarmige inktvis. Mariene soort. Inwendig gelegen gladius. Tot ca. 65
cm lang. Zeer dun, lang, uit plasticachtige chitine bestaande 'pijl',
die na droging snel opkrult en verbrokkelt. Aan het uiteinde een
lancetvormig puntje. Spoelt zelden of nooit aan, wel nog aanwezig in
aangespoelde dieren (uitprepareren). |
De inwendig gelegen gladius bestaat uit chitine en is
zeer dun en lang en speervormig, met aan het uiteinde een lancetvormig puntje. De gladius beslaat de hele dorsale
mantellengte van het dier en kan tot ca. 65 cm lang worden. | | Zie voor areaal en verspreiding de betreffende pagina van het hele dier van de Grote pijlinktvis. | Er zijn geen zekere vondsten bekend van een los op het strand aangespoelde gladius. Vermoedelijk worden deze niet herkend en vervallen ze, gezien de hoge breekbaarheid indien droog, zeer snel. De schelp is wel uit te prepareren uit op het strand aangespoelde dieren.
Zie voor habitat en ecologie de betreffende pagina van het hele dier van de Grote pijlinktvis. | | 140624 | Nederland | Zoutwater | SMP |