Brede ringsprietslak
Facelina bostoniensis
|
Brede ringsprietslak
Facelina bostoniensis
Zeenaaktslak. Tot 55 mm. Vrij brede slak met lange, slank, in groepjes bijeen staande papillen. Vooral de voorste zijn erg lang. Koptentakels tot bijna de helft van de totale lichaamslengte. Voetpunten tentakelvormig uitgetrokken. Rhinoforen duidelijk gelamelleerd. Vrij algemeen in de zeegaten van de Waddenzee, de
monding van de Ooster- en Westerschelde en in de Noordzee, vooral op wrakken.
Item 1 of 0
| Brede ringsprietslak | Facelina bostoniensis | | Zeenaaktslak. Tot 55 mm. Vrij brede slak met lange, slank, in groepjes bijeen staande papillen. Vooral de voorste zijn erg lang. Koptentakels tot bijna de helft van de totale lichaamslengte. Voetpunten tentakelvormig uitgetrokken. Rhinoforen duidelijk gelamelleerd. Vrij algemeen in de zeegaten van de Waddenzee, de
monding van de Ooster- en Westerschelde en in de Noordzee, vooral op wrakken. | Afmetingen: Lengte tot 55 mm.
Kleur: Het lichaam is transparant tot wit, de papillen hebben een bruine, soms roodachtige of grijze inhoud en een witte top. De punten van de tentakels zijn wit, tussen en achter de rhinoforen schemert het mond-apparaat roze tot rood door. Op de staart witte puntjes in de vorm van een lengtestreep.
Vorm: Vrij brede, doorgaans actieve slak met lange, slanke papillen, die in
groepjes bijeen staan. Vooral de voorste zijn erg lang. Koptentakels
zeer lang, tot bijna de helft van de totale lichaamslengte. De
voetpunten zijn tentakelvormig uitgetrokken. Rhinoforen duidelijk
gelamelleerd.
Eieren: Het eisnoer vormt een los gekronkelde spiraal. | | Langs de gehele West-Europese kust, vanaf Noorwegen tot in de Middellandse Zee. Elders onder andere ook langs de Noord-Amerikaanse kust, van Nova Scotia tot Connecticut. Geregeld te vinden, soms algemeen in de zeegaten van de Waddenzee, de monding van de Ooster- en Westerschelde en in de Noordzee (wrakken). | De soort leeft van allerlei hydropoliepen, maar heeft een voorkeur voor Tubularia-soorten. De dieren hebben dan ook een voorkeur voor plaatsen met een sterke getijdestroming, aangezien daar Tubularia-soorten het meeste voorkomen. | De meeste waarnemingen zijn gedaan in de periode mei-november (ook met eieren), soms ook daarbuiten. | 139908 | Nederland | Zoutwater | |
Slanke ringsprietslak
Facelina auriculata
|
Slanke ringsprietslak
Facelina auriculata
Zeenaaktslak. Tot 40 mm. Halfdoorschijnend wit, kop en papillen met
blauw iriserende waas. Soms met witte vlekken. Tentakels en papillen met
witte top, papilinhoud bruinrood
of grijs. Vooraan op de papillen een gebroken witte lijn. Staart met
streep van witte puntjes. Bovenkant rhinoforen geel. Slanke slak,
papillen lang, in 6 of
meer clusters. Tentakels ca. 2x langer dan de gelamelleerde rhinoforen.
Eisnoer als
dunne witte, golvende draad, op plat vlak of op het voedsel; in dat
geval als
linksdraaiende spiraal tot 6 windingen. Oosterschelde, vrij schaars.
Item 1 of 0
| Slanke ringsprietslak | Facelina auriculata | | Zeenaaktslak. Tot 40 mm. Halfdoorschijnend wit, kop en papillen met
blauw iriserende waas. Soms met witte vlekken. Tentakels en papillen met
witte top, papilinhoud bruinrood
of grijs. Vooraan op de papillen een gebroken witte lijn. Staart met
streep van witte puntjes. Bovenkant rhinoforen geel. Slanke slak,
papillen lang, in 6 of
meer clusters. Tentakels ca. 2x langer dan de gelamelleerde rhinoforen.
Eisnoer als
dunne witte, golvende draad, op plat vlak of op het voedsel; in dat
geval als
linksdraaiende spiraal tot 6 windingen. Oosterschelde, vrij schaars. | Afmetingen: Lengte tot 40 mm.
Kleur: Het lichaam is semitransparant wit, met over de kop en vooral ook de papillen vaak een karakteristieke blauw iriserende waas. Op de kop en rug zijn soms witte pigmentvlekken aanwezig. De koptentakels hebben een witte top, die naar beneden diffuus wordt. De papillen hebben een bruine, soms roodachtige of grijze inhoud en een witte top. Onder deze top loopt een onderscheidende gebroken witte pigmentlijn van variabele lengte. Op de staart witte puntjes in de vorm van een lengtestreep. De bovenste helft van de rhinoforen is opvallend geeld gekleurd. De monddelen zijn als een rode vlek in de kop zichtbaar.
Vorm: Een vrij slanke slak met lange, slanke papillen, die in 6 of
meer duidelijke clusters bijeen staan. De ruimte tussen het voorste en
het tweede cluster is opvallend groter dan tussen de andere clusters. De
koptentakels zijn ongeveer twee maal zo lang als de rhinoforen. De
voetpunten zijn tentakelvormig uitgetrokken, de rhinophoriën dragen
duidelijke dwarslamellen.
Eieren: Het eisnoer vormt een dunne witte draad, met een wat golvende structuur. Deze kan om het voedsel of op een plat vlak afgezet worden. In het laatste geval is een linksdraaiende spiraal met maximaal zes windingen herkenbaar. Deze soort legt zet haar eieren compacter af dan de Brede rinsprietslak. Het voortplantingsseizoen loopt van mei tot oktober. | | West-Europese soort, voorkomend van Noorwegen tot in de westelijke Middellandse Zee. In Nederland voor het eerst aangetroffen in de Oosterschelde in 1992. Daarna steeds vaker op diverse duiklocaties in de centrale en westelijke Oosterschelde aangetroffen, gewoonlijk in kleine aantallen. Nog niet bekend uit het Grevelingenmeer. | De dieren hebben een voorkeur voor hard substraat op plaatsen met een sterke getijdestroming. Op deze plaatsen is ook het voedsel meer aanwezig. De soort leeft van allerlei hydropoliepen, met een voorkeur
voor Penneschaft Tubularia indivisa. Daarnaast dienen ook
Gorgelpijppoliep Ectopleura larynx en soorten uit de geslachten Obelia
en Laomedea als voedsel. | | 153375 | Nederland | Zoutwater | MOO |