Dwergtong
Buglossidium luteum
|
Dwergtong
Buglossidium luteum
Zeevis. Tot 18 centimeter.
Geelbruin, zandkleurig met vlekjes, rug- en anaalvin met om de 6 vinstralen een donkere streep. Vrij langgerekte platvis. De ogen staan aan de rechterzijde. Borstvin nauwelijks
ontwikkeld. Zand- en modder, tot ca 50 m. Noordzee en kustgebied, algemeen.
Item 1 of 0
| Dwergtong | Buglossidium luteum | | Zeevis. Tot 18 centimeter.
Geelbruin, zandkleurig met vlekjes, rug- en anaalvin met om de 6 vinstralen een donkere streep. Vrij langgerekte platvis. De ogen staan aan de rechterzijde. Borstvin nauwelijks
ontwikkeld. Zand- en modder, tot ca 50 m. Noordzee en kustgebied, algemeen. | Afmetingen: Tot 18 centimeter.
Kleur: Geelbruine zandkleur met vlekjes, op de rug- en anaalvin zit om de 6 vinstralen een donkere streep.
Vorm: Platvis, ogen op rechterzijde. De snuit is afgerond en steekt voor de bek uit (onderstandige bek).
Vinnen: De rug- en anaalvin lopen rondom, van iets achter de kop tot aan de staart. Borstvin aan de ongepigmenteerde zijde nauwelijks
ontwikkeld. | | Noordoost-Atlantische Oceaan, Oostzee, Kattegat, Noordzee tot in het Middellandse Zee. Langs de Nederlandse kust algemeen. | De dwergtong leeft op zand- en modderbodems, tot een diepte van ca. 50 meter. De paaitijd loopt van maart tot juli. Het voedsel bestaat uit wormachtigen en kleine kreeftachtigen.
| | 127153 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Griet
Scophthalmus rhombus
|
Griet
Scophthalmus rhombus
Mariene vissoort (zeevis). Een grote, ronde platvis met de ogen aan de linkerzijde. 50 tot (maximaal) 75 cm. De kleur is zeer variabel, meestal bruin tot groen met een groot aantal donkere en lichte (tot witte) stipjes en vlekjes. De eerste rugvinstralen zitten tot halverweg hun lengte los van elkaar, waardoor het lijkt alsof er een stekelige baard om de kop zit.
Item 1 of 0
| Griet | Scophthalmus rhombus | | Mariene vissoort (zeevis). Een grote, ronde platvis met de ogen aan de linkerzijde. 50 tot (maximaal) 75 cm. De kleur is zeer variabel, meestal bruin tot groen met een groot aantal donkere en lichte (tot witte) stipjes en vlekjes. De eerste rugvinstralen zitten tot halverweg hun lengte los van elkaar, waardoor het lijkt alsof er een stekelige baard om de kop zit. | Afmeting: Gemiddeld tot 50 cm (maximaal 75 cm).
Kleur: Grijsbruin, zandkleurig of groenachtig, met veel donkere en ook lichte (tot witte) stipjes en vlekjes. Staartvin ongevlekt. Onderzijde crème of paarsroze, met soms ook enkele vlekken.
Vorm: Platvis met ogen op de linkerzijde. Lichaam ovaal, breed en stevig, met een brede kop en een vrij grote, gebogen bek. Naarmate de vis groeit, wordt deze ook steeds dikker. Vinnen: De buikvinnen hebben een lange basis. De eerste stralen van de rugvin zijn vertakt en tot halverwege hun lengte niet door een membraan met elkaar verbonden, waardoor deze aan een rafelige baard rond de kop doen denken.
Nadere kenmerken: Vinstralen rugvin: 73-83; Anaalvin: 56-62; Aantal schubben op de zijlijn: 115-125. | | Noordoost-Atlantische Oceaan, van Midden-Noorwegen en de westelijke Oostzee, via de Noordzee, de Britse Eilanden en de Atlantische kusten van Frankrijk en het Iberisch shiereiland, tot noordelijk Marokko, de Middellandse Zee en de Zwarte Zee. Kleine exemplaren langs de Nederlandse kust algemeen. | Leeft op zandige en gemengde zand-, slib- en grindbodems, tussen 1-70 m diepte, meestal onder puur mariene omstandigheden. Een enkele keer ook in estuaria en brak water. Vaak aanwezig langs randen van diepere geulen. Graaft zich in en kan zich uitstekend qua kleur aanpassen aan de zeebodem. De prooi wordt aldus vanuit een hinderlaag gevangen. Het voedsel bestaat vooral uit kreeftachtigen en kleinere vis (grondels, zandspiering, wijting). De paaitijd valt tussen maart en augustus, in onze gematigde zone vooral in maart en apri. De paring vindt plaats op 10-20 m diepte. De eieren zweven ruim een week onder het oppervlak in het water, waarna ze uitkomen. De larven leven eerst enige tijd vrij zwevend in het water en veranderen bij een lengte van 12 en 25 mm in kleine platvisjes. Ze zijn dan 4-6 maanden oud en zakken af naar de bodem, waarna ze zich één tot twee jaar in de kustwateren in ondiep water ophouden. Daarna trekt de soort naar dieper water. De Griet kan tot 6 jaar worden. | | 127150 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Schar
Limanda limanda
|
Schar
Limanda limanda
Zeevis. Wat kleinere platvis, tot 42 centimeter. Licht tot donkerbruin met witte vlekken langs de vinnen. Ogen aan de rechterzijde. Kleine bek, de bovenkaak eindigt ongeveer onder de voorrand van het oog. De gekleurde zijde heeft ruwe getande schubranden. De zijlijn loopt in een scherpe boog om de rugvin heen. Algemeen langs de Nederlandse kust, zowel dichterbij als wat verder van de kust.
Item 1 of 0
| Schar | Limanda limanda | | Zeevis. Wat kleinere platvis, tot 42 centimeter. Licht tot donkerbruin met witte vlekken langs de vinnen. Ogen aan de rechterzijde. Kleine bek, de bovenkaak eindigt ongeveer onder de voorrand van het oog. De gekleurde zijde heeft ruwe getande schubranden. De zijlijn loopt in een scherpe boog om de rugvin heen. Algemeen langs de Nederlandse kust, zowel dichterbij als wat verder van de kust.
| Afmetingen: Tot 42 centimeter.
Kleur: Licht tot donkerbruin met vaak witte vlekken op en bij de vinnen.
Vorm: Een wat kleinere platvis met de ogen aan de rechterzijde. Kleine bek, de bovenkaak eindigt voor of onder de voorrand van het oog. De naar boven gerichte zijkant is ruw, met fijn getande schubranden.
Vinnen: Vanaf halverwege het dier lopen de rug- en anaalvin ononderbroken door naar de staart. De zijlijn loopt in een scherpe boog om de kiewvin heen.
| | Noordoost-Atlantische Oceaan, Oostzee, Britse eilanden en Noordzee. Langs de Nederlandse kust een algemene vis, zowel in dieper water als in het kustgebied, de Zeeuwse stromen en het Waddengebied.
| Algemeen op zandbodems langs de kust, op diepten tussen 5-200 meter. Paaitijd in december-maart op diepten van 20 m en meer. Eieren en larven leven zweven vrij in het water. Jonge dieren zakken bij een lengte van ca 14 mm naar de bodem af. Het voedsel van de Schar bestaat uit wormen, kreeftachtigen, weekdieren en stekelhuidigen. Volwassen exemplaren trekken dieper water in.
| | 127139
| Nederland | Zoutwater | MOO |
Schol
Pleuronectes platessa
|
Schol
Pleuronectes platessa
Zeevis. Een plompe platvis die tot maximaal 90 cm wordt (meestal kleiner). De bovenkant is groenbruin met meestal oranje-rode vlekken. De huid voelt overal glad aan. Op de kop staat een rijtje van 4-7 benige knobbeltjes tussen het oog en de zijlijn. De zijlijn om de vin achter de kieuw is niet of nauwelijks gebogen. De staartwortel is even lang als breed. De onderkant is blawachtig grijs en verder pigmentloos.
Item 1 of 0
| Schol | Pleuronectes platessa | | Zeevis. Een plompe platvis die tot maximaal 90 cm wordt (meestal kleiner). De bovenkant is groenbruin met meestal oranje-rode vlekken. De huid voelt overal glad aan. Op de kop staat een rijtje van 4-7 benige knobbeltjes tussen het oog en de zijlijn. De zijlijn om de vin achter de kieuw is niet of nauwelijks gebogen. De staartwortel is even lang als breed. De onderkant is blawachtig grijs en verder pigmentloos.
| Afmetingen: tot 90 cm. Meestal kleiner.
Kleur: Omdat de dieren op hun zij zwemmen is de bovenkant in feite de rechter zijkant. Deze is bruin tot groen en meestal getekend met oranje of rode vlekken. De naar de bodem gerichte linkerkant heeft (onderkant) is wit zonder verder pigment.
Vorm: De Schol is een wat plompe platvis. De ogen zitten aan de rechterkant. .Op de kop staat een rijtje van 4-7 benige knobbeltjes tussen het oog en de zijlijn. De zijlijn om de vin achter de kieuw is niet of nauwelijks gebogen.
Vinnen: Lange doorlopende rugvin en iets kortere anaalvin.
Overig: De vissen zwemen golvend over de bodem en graven zich snel in.
| | Noordoost-Atlantische Oceaan, Oostzee en Noordzee. In Nederland algemeen langs de Nederlandse kust, dieper op de Noordzee, in Zeeland en in het Waddengebied overal waar het dier zich makkelijk kan ingraven. Grotere Schol trekt naar steeds dieper water.
Waarnemingen schol:
- Waarneming.nl: schol.
- Verspreidingsatlas.nl: schol.
- Telmee.nl: schol.
| De Schol leeft op zand en slikbodems of gemengde bodems, van zeer dicht bij de kust tot een diepte van 200 meter. Het zijn vooral nacht-actieve dieren. De paaitijd loopt van januari tot april. Paaien gebeurd in relatief ondiep water (20-40 meter). Zoals alle platvis zwemmen ook kleine scholletjes eerst rechtop en zien ze nog uit als andere vissen. Na ca 6 weken veranderen ze van uiterlijk, waarbij een van de ogen naar de andere kant groeit en ze uitgroeien tot een platvis. Schollen voeden zich voornamelijk met wormen, kreeftachtigen en weekdieren.
| | 127143
| Nederland | Zoutwater | MOO |
Tong
Solea solea
|
Tong
Solea solea
Zeevis. Platvis met een mooie gestroomlijnde, langwerpige ellipsvorm. Overwegend bruin van kleur met verspreide vlekjes. De oogjes op de kop zijn klein in verhouding tot andere platvissen. De huid is bobbelig. Vooral 's nachts actieve soort.
Item 1 of 0
| Tong | Solea solea | | Zeevis. Platvis met een mooie gestroomlijnde, langwerpige ellipsvorm. Overwegend bruin van kleur met verspreide vlekjes. De oogjes op de kop zijn klein in verhouding tot andere platvissen. De huid is bobbelig. Vooral 's nachts actieve soort. | Afmetingen:
Tot ca. 70 cm. Meestal aanzienlijk kleiner. Sliptong (niet slibtong) zijn exemplaren die zo klein zijn dat ze door grofmazige netten heen kunnen slippen.
Kleur:
Bruin met donkerbruine vlekken. Vaak aangepast aan de bodem.
Vorm: Ovaalronde platvis. Kleine dicht bij elkaar staande oogjes aan de rechterzijde van het lichaam. Duidelijke tastdraadjes onder aan de bek. Snuit rond en voor de bek uitstekend, onderstandige bek. Neusgat op onderzijde klein, zonder franjes.
Vinnen:
Borstvin aan de ongekleurde zijde goed ontwikkeld. | | Oostelijke Atlantische Oceaan van Zuid-Noorwegen, via de Oostzee en de Noordzee tot aan de West-Afrikaanse kust (Senegal). Verder in vrijwel de hele Middellandse Zee. In Nederland langs de hele kust algemeen, jonge dieren ook tot in de getijdenzone en in estuaria. | De Tong leeft op vlakke zandige bodems vanaf het litoraal tot een diepte van
60 meter. Nachtjager. Paaitijd van april tot juni nabij de kust op een diepte van
20 meter. Tijdens de paaitrek naar de kust zwemmen de dieren ’s nachts vaak direct onder het wateroppervlak. Het voedsel bestaat uit wormen, weekdieren en kleine kreeftachtigen. | In de winter trekken Tongen terug naar het iets warmere water in de zuidelijke Noordzee. | 127160 | Nederland | Zoutwater | MOO |