Search
Search
 
Soorten
 
 
1
Page size:
 2 items in 1 pages
ZoekbeeldKenmerken
               
1
Page size:
 2 items in 1 pages
Gorgelpijppoliep
Ectopleura larynx

Gorgelpijppoliep
Ectopleura larynx

Hydropoliep. Mariene soort. Kolonies meestal 3-4 cm, soms tot 10 cm. Uit een grondplaat komende geelbruine, maximaal 1.5 mm dikke buizen met een aantal duidelijke ringvormige insnoeringen. Aan de bovenkant meer roze. Aan het uiteinde steeds een poliep met rond de mondopening twee tentakelkransen.
Main Image
 
Ectopleura larynx Hydropoliep. Mariene soort. Kolonies meestal 3-4 cm, soms tot 10 cm. Uit een grondplaat komende geelbruine, maximaal 1.5 mm dikke buizen met een aantal duidelijke ringvormige insnoeringen. Aan de bovenkant meer roze. Aan het uiteinde steeds een poliep met rond de mondopening twee tentakelkransen.

Afmetingen: Kolonies zijn meestal zo'n 3 tot 4 cm hoog, soms tot 10 cm. Tentakels van de onderste tentakelkrans tot ca. 8 mm. De buisjes zijn maximaal 1.5 mm dik.
Kleur: Geelbruine buizen, aan de bovenkant meer roze. De bovenkant van de poliep, waar de mondopening staat, is helder- of donkerrood.
Vorm: De kolonies van Gorgelpijp bestaan uit een op het substraat vastgehechte grondplaat waaruit meerdere vertakte stelen komen, elk met een aantal duidelijke ringvormige insnoeringen. Aan het uiteinde zit steeds een poliep met twee tentakelkransen rond de mondopening. De ongeveer 20 tentakels rond de mondopening zijn kort en de 20 tentakels van de lager gelegen tweede krans staan breed uit en zijn langer.
Overig: Tussen de twee tentakelkransen zijn in het voorjaar de voortplantingsorganen aanwezig: een massa rode bolletjes.De mate van vertakking zou afhankelijk zijn van de stroming. Hoe meer stroming, hoe meer vertakkingen. De kolonies mijden direkt daglicht.

 

Beide zijden Noord-Atlantische Oceaan, Noordzee. Ook in de Middellandse Zee. In Nederland in de Noordzee en de Zeeuwse wateren. Zeeland

De kolonies groeien op elke harde ondergrond. Van iets beneden de laagwaterlijn tot ca. 300 m diepte. De soort heeft een voorkeur voor de onderkant van stenen en andere substraten. Ook onder boten. 157933NederlandZoutwaterMOO
Penneschaft
Tubularia indivisa

Penneschaft
Tubularia indivisa

Hydropoliep. Mariene soort. Kolonies tot 30 cm of meer, met geelbruin gekronkelde buizen tot ruim 20 cm en 2 mm dik, aan de bovenkant oranjerood. Aan de uiteinden zitten roze poliepen in twee tentakelkransen. De tweede krans steekt als een steeltje boven de eerste uit en heeft ca 30 breed uitstaande, langere tentakels. De eerste krans heeft ca. 40 korte tentakels.

Main Image
 
Tubularia indivisa 

Hydropoliep. Mariene soort. Kolonies tot 30 cm of meer, met geelbruin gekronkelde buizen tot ruim 20 cm en 2 mm dik, aan de bovenkant oranjerood. Aan de uiteinden zitten roze poliepen in twee tentakelkransen. De tweede krans steekt als een steeltje boven de eerste uit en heeft ca 30 breed uitstaande, langere tentakels. De eerste krans heeft ca. 40 korte tentakels.

Afmetingen: Kolonies kunnen tot 30 cm of meer worden. Lengte van de buizen tot ruim 20 cm, dikte tot 2 mm. Poliepen tot ca. 1,5 cm in doorsnede.
Kleur: Geelbruine buizen, aan de bovenkant oranjerood. Het bovenste deel van de poliep, met  de mondopening, is eveneens oranjerood.
Vorm: Uit een grondplaat komende stevige, geelbruine, chitineuze buisjes, die aan de onderkant versmolten zijn en een soort 'wortels' vormen. Hiermee hecht de kolonie zich aan substraat. (ze kunnen zich echter ook verplaatsen). Aan de uiteinden van de buisjes zitten opvallende roze poliepen in twee tentakelkransen. De eerste krans heeft circa 40 korte tentakels rond de mondopening. De tweede krans steekt daar als een steeltje bovenuit en bevat ca 30 tentakels, die langer zijn en breed uitstaan
Overig:
Tussen de tentakelkransen ontwikkelen zich van april tot oktober rode trosjes van circa 25 bolletjes. Deze hebben een functie bij de voortplanting.

 Beide zijden van de Noord-Atlantische Oceaan. In Nederland algemeen in de Noordzee, langs de Noordzeekust, in Zeeland en in het Waddengebied.

De kolonies groeien vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot ongeveer 300 m diepte op een harde ondergrond. Ze zijn zowel bovenop als aan de onderkant van stenen en andere voorwerpen te vinden. Ook beneden de waterlijn op boten.
De voorplanting begint in april, wanneer zich voortplantingsorganen ontwikkelen. Het daarbij ontstaande kwalstadium (medusestadium) blijft vastzitten aan het ouderdier. Er worden wel speciale actinula-larven afgestoten: kwalachtige diertjes met 10 tentakels waarmee ze ook kunnen lopen. Na de voortplantingstijd vallen de poliepen van de stelen, waardoor in het voorjaar meestal kale stelen worden waargenomen. Tijdens de zomer ontwikkelen zich weer nieuwe poliepen aan het eind van de stelen.

 117994NederlandZoutwaterMOO|LIMP|SMP
  • NoFilter
  • Contains
  • DoesNotContain
  • StartsWith
  • EndsWith
  • EqualTo
  • NotEqualTo
  • GreaterThan
  • LessThan
  • GreaterThanOrEqualTo
  • LessThanOrEqualTo
  • Between
  • NotBetween
  • IsEmpty
  • NotIsEmpty
  • IsNull
  • NotIsNull
  • Custom
 
   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top