Gekromde zeeborstel
Hydrallmania falcata
|
Gekromde zeeborstel
Hydrallmania falcata
Hydropoliep. Mariene soort. De hoofdstam vormt een lange, in open spiraal groeiend, van minimaal 50 cm lengte. De stam zigzagt omhoog.
Item 1 of 0
| Gekromde zeeborstel | Hydrallmania falcata | | Hydropoliep. Mariene soort. De hoofdstam vormt een lange, in open spiraal groeiend, van minimaal 50 cm lengte. De stam zigzagt omhoog. | | | | | | 117890 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Gestippelde knotsslak
Rubramoena amoena
|
Gestippelde knotsslak
Rubramoena amoena
Zeenaaktslak. Tot 12 mm. Kleine, slanke, onopvallende slak. Papillen
in afzonderlijke groepjes op de rug, beginnend achter de rhinoforen. Lichaam transparant, lichtbruin of -groen,
papilinhoud vaak grijsbruin, aan de basis
donkerder. Op het hele lichaam
witte puntjes. Toppen tentakels, rhinoforen en papillen wit. Alleen op Haringgraat Halecium halecinum. De eieren vormen korte smalle snoertjes.
Item 1 of 0
| Gestippelde knotsslak | Rubramoena amoena | | Zeenaaktslak. Tot 12 mm. Kleine, slanke, onopvallende slak. Papillen
in afzonderlijke groepjes op de rug, beginnend achter de rhinoforen. Lichaam transparant, lichtbruin of -groen,
papilinhoud vaak grijsbruin, aan de basis
donkerder. Op het hele lichaam
witte puntjes. Toppen tentakels, rhinoforen en papillen wit. Alleen op Haringgraat Halecium halecinum. De eieren vormen korte smalle snoertjes. | Afmetingen: Lengte tot 12 mm.
Kleur: Het lichaam is transparant tot lichtbruin of lichtgroen, de inhoud van de papillen is meestal grijsbruin, aan de basis opvallend donkerder dan hoger in de papil. Het hele lichaam is overdekt met kleine witte puntjes. De top van tentakels, rhinoforen en papillen is wit. Door de bruinige kleur is de Gestippelde knotsslak zeer goed gecamoufleerd en bij afwezigheid van eieren moeilijk te vinden.
Vorm: Kleine, slanke, onopvallende slak. Papillen
in afzonderlijke groepjes op de rug, beginnend achter de rhinoforen.
Eieren: De eieren worden afgezet in relatief smalle en vaak korte snoertjes in de Haringgraat-kolonies. | | In Nederland waarschijnlijk overal algemeen op plaatsen waar veel Haringgraat voorkomt. Echter omdat het een zeer onopvallende soort is is hij alleen nog maar aangetroffen in de Oosterschelde, langs de zuidkust van Schouwen, ongeveer vanaf Burghsluis tot aan Zierikzee (De Val). | Op hard substraat waar Haringgraat Halecium halecinum groeit, van enkele meters onder de laagwaterlijn tot ± 25 m diepte. De dieren zitten meestal aan de voet van de hydropoliepen. | Dieren en eieren zijn waargenomen van april tot november, maar het meest in de zomer en het vroege najaar (juli-oktober) | 890616 | Nederland | Zoutwater | MOO|ANM |
Haringgraat
Halecium halecinum
|
Haringgraat
Halecium halecinum
Hydropoliep. Mariene soort. Vormt tot 25 cm of hogere kolonies, betaande uit tot 25 cm lange, stijve, veervormig vertakte, geelwitte tot oranjebruine stelen. Daarop staan afwisselend geplaatst, rechte
zijtakken die in één vlak
staan. Dit patroon zet zich ook op de zijtakken voort. Ook de trompetvormige
kraagjes van de poliepen aan de uiteinden zijn om en om geplaatst.
Item 1 of 0
| Haringgraat | Halecium halecinum | | Hydropoliep. Mariene soort. Vormt tot 25 cm of hogere kolonies, betaande uit tot 25 cm lange, stijve, veervormig vertakte, geelwitte tot oranjebruine stelen. Daarop staan afwisselend geplaatst, rechte
zijtakken die in één vlak
staan. Dit patroon zet zich ook op de zijtakken voort. Ook de trompetvormige
kraagjes van de poliepen aan de uiteinden zijn om en om geplaatst. | Afmetingen: Kolonies kunnen enkele tientallen cm worden. De hoofdstelen kunnen tot ca 25 cm. worden.
Kleur: Stelen geelwit, groengeel tot oranjebruin.
Vorm: De hoofdstelen hebben afwisselend geplaatste, rechte
zijtakken, waarbij de zijtakken in één vlak
staan. (Vandaar de naam Haringgraat). Ook op de vertakkingen zijn de zijtakken afwisselend geplaatst, evenals de beker- of trompetvormige kraagjes van de poliepen aan de uiteinden.
| | Atlantische Oceaan van Noord-Noorwegen tot Zuid-Afrika. Oostkust van Amerika van de
poolzee tot Cape Hatteras, westkust vanaf British Columbia tot Californië. | Op hard substraat als stenen en schelpen, maar ook op zachter substraat als sponzen en andere hydroïdpoliepen. Van de
laagwaterlijn tot ongeveer 1000 m. Vooral op plaatsen met een
sterke stroming. De takken staan loodrecht op de stroming, zodat het voedsel zo
effectief mogelijk uit het water kan worden gefilterd. Het voedsel bestaat uit plankton. De soort heeft geen kwalstasium (medusen-stadium) maar plant zich voor door het afscheiden van planula-larven. | | 231751 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Karmozijnrode knotsslak
Rubramoena rubescens
|
Karmozijnrode knotsslak
Rubramoena rubescens
Zeenaaktslak. Tot 15 mm. Lichaam transparant. Kop en rug met witte vlekjes. Toppen van tentakels, papillen en
rhinoforen geheel wit. Aan de basis van de voorste tot de
middelste papillen vaak een
karakteristieke karmozijnrode vlek. Halverwege de
rhinoforen eveneens een brede karmozijnrode band. Slanke slak met gladde tentakels en rhinoforen en dunne en lange
papillen, geplaatst in maximaal 11 borstelvormige rijen, met tot
zes papillen per rij. Eisnoeren als dunne, gelatineuze
band met een korrelige witte kern. Meestal om het
voedsel gewikkeld. Schaars in de Oosterschelde.Een slanke slak. De tentakels en rhinoforen zijn glad. De dunne en lange papillen staan geplaatst in maximaal 11 borstelvormige rijen, met tot zes papillen in de voorste en daarmee ook langste rijen.
Item 1 of 0
| Karmozijnrode knotsslak | Rubramoena rubescens | | Zeenaaktslak. Tot 15 mm. Lichaam transparant. Kop en rug met witte vlekjes. Toppen van tentakels, papillen en
rhinoforen geheel wit. Aan de basis van de voorste tot de
middelste papillen vaak een
karakteristieke karmozijnrode vlek. Halverwege de
rhinoforen eveneens een brede karmozijnrode band. Slanke slak met gladde tentakels en rhinoforen en dunne en lange
papillen, geplaatst in maximaal 11 borstelvormige rijen, met tot
zes papillen per rij. Eisnoeren als dunne, gelatineuze
band met een korrelige witte kern. Meestal om het
voedsel gewikkeld. Schaars in de Oosterschelde.Een slanke slak. De tentakels en rhinoforen zijn glad. De dunne en lange papillen staan geplaatst in maximaal 11 borstelvormige rijen, met tot zes papillen in de voorste en daarmee ook langste rijen. | Afmetingen: Lengte tot 15 mm.
Kleur: Het lichaam en de voet zijn transparant. De kaken zijn als een bruine vlek door de huid van de kop zichtbaar. Op de kop en de rug zijn spaarzaam witte vlekjes aanwezig. De toppen van zowel de tentakels, de papillen, als de rhinoforen, zijn geheel wit gepigmenteerd. Vanuit de toppen van de lichtbruine papillen loopt een lijn met witte pigmentvlekken langs de achterzijde naar de basis. Aan de basis van de voorste tot aan de middelste papillen, is met name bij volwassen dieren meestal een karakteristieke karmozijnrode pigmentvlek aanwezig. Halverwege de rhinoforen loopt eveneens een brede karmozijnrode tot roodbruine band, die zich soms tot in de top voortzet.
Vorm: Een slanke slak. De tentakels en rhinoforen zijn glad. De dunne en lange
papillen staan geplaatst in maximaal 11 borstelvormige rijen, met tot
zes papillen in de voorste en daarmee ook langste rijen.
Eieren: Snoeren worden elders van mei tot augustus aangetroffen en zijn in de Oosterschelde o.a. in juli waargenomen. Ze vormen een dunne, gelatineuze band, met een korrelige witte kern. De eisnoeren worden meestal om het voedsel gewikkeld. | | Atlantische soort, die uitsluitend van de Europese kust bekend is. De meeste vindplaatsen liggen rond de Orkney-Eilandenen, rondom andere Britse Eilanden en in Ierland, waar de soort voor het eerst in 1978 door Picton & Brown is ontdekt en beschreven. De eerste continentale Europese waarneming is van de Trondheim-fjord, Noorwegen (1999). Later ook in Frankrijk gevonden. In Nederland in 2002 waargenomen in de Oosterschelde, waar de soort sindsdien in wisselende aantallen is waargenomen. | Gewoonlijk op plaatsen met een lichte stroming en alleen waar het voedsel voorkomt. Uitsluitend in het sublitoraal en dieper, tot ca. 30 m, steeds op de hydropoliep
Haringgraat Halecium halecinum. Daarmee lijkt deze slak typisch monofaag
te zijn en zich uitsluitend te voeden met deze voedselsoort. | | 986795 | Nederland | Zoutwater | MOO|ANM |