Dwerginktvis
Sepiola atlantica
![](/Portals/0/Soorteninformatie/Dwerginktvis/00Dwerginktvis.jpg)
|
Dwerginktvis
Sepiola atlantica
Tienarmige inktvis. Mariene soort. Tot ca. 5 cm. Melkachtig
transparant, met bruinrode en gele pigmentvlekjes. Kleine soort met plomp, zakvormig lichaam, aan
de rugzijde met de kop vergroeid. Aan de kop 5
paar armen, waarvan één paar
langer. Aan weerszijden een ronde flapvormige vin.
Schelp: 18 mm, inwendig, chitineus zonder kalk. Ondiep tot 90 m. Noordzee, Waddenzee, Zeeland (Ooster- en Westerschelde, Grevelingen).
Item 1 of 0
| Dwerginktvis | Sepiola atlantica | | Tienarmige inktvis. Mariene soort. Tot ca. 5 cm. Melkachtig
transparant, met bruinrode en gele pigmentvlekjes. Kleine soort met plomp, zakvormig lichaam, aan
de rugzijde met de kop vergroeid. Aan de kop 5
paar armen, waarvan één paar
langer. Aan weerszijden een ronde flapvormige vin.
Schelp: 18 mm, inwendig, chitineus zonder kalk. Ondiep tot 90 m. Noordzee, Waddenzee, Zeeland (Ooster- en Westerschelde, Grevelingen). |
Afmetingen: Totale lengte tot ca. 5 cm.
Lichaamskleur: Het lichaam is melkachtig
transparant, met veel bruinrode en gele pigmentvlekjes. Doordat deze vlekjes (chromatoforen) razendsnel in
grootte kunnen veranderen, kan het dier snel van kleur veranderen.
Lichaamsvorm: Kleine soort met een plomp, zakvormig lichaam. Aan de rugzijde is het lichaam met de kop vergroeid. Aan de kop zitten 5 paar armen, waarvan één paar
langer is.
Armen: De Dwerginktvis bezit 5 paar armen. Één paar armen is langer en
wordt gebruikt om prooien mee te vangen. Elke arm bevat 2 tot 8 zuignapjes. Bij
het mannetje bevat één arm een groef, waarmee het sperma in de lichaamsopening
van het vrouwtje gebracht wordt.
Vinnen: Rondom het lichaam zit aan weerszijden een ronde flapvormige vin van ca 10 mm diameter.
Schelp: een skelet ontbreekt. Het dier bezit
alleen een chitineus inwendig rugschild, dat ca 18 mm lang kan zijn. Dit schild
bevat geen kalk, zoals bij de zeekat, zodat het nagenoeg transparant is.
Overig: (Zoektip) Dwerginkvissen leven op zachte bodems,waar ze zich
kunnen ingraven bij gevaar. De dieren zijn doorgaans nieuwsgierig en komen weer
tevoorschijn als je geduldig bent. Het ondiepe water bij het Koepeltje is een
goede plek om te zoeken.
| | Van Noorwegen langs alle kusten van Noordwest-Europa tot Marokko. Waar de waterdiepte meer dan 50-60 m bedraagt, wordt de kans op andere Sepiola-soorten groter. Bij rotskusten met baaien komen de dieren soms wel in de baai, maar niet daarbuiten voor. Uit Nederland is de Dwerginktvis bekend van Zeeland, de Waddenzee en de Noordzee. Vooral in het Oosterschelde-bekken en Grevelingenmeer vaak door duikers waargenomen. In het late voorjaar soms in strandpoelen en zwinnen. De soort wordt regelmatig door garnalenkotters gevangen en is ook als kornetvangst gemeld. | Pelagische bodembewoner van ondiepe kustwateren en estuaria, tot 90 m diep. De dieren liggen in zachte bodems ingegraven in het zand te wachten op een prooi, die vanuit deze hinderlaag wordt buitgemaakt. Het voedsel bestaat vooral uit jonge garnalen en aasgarnalen. De dieren zijn van gescheiden geslacht. De 3 mm grote eieren worden in ongekleurde doorzichtige trosjes van ten hoogste 50 stuks gelegd en aan allerlei substraat vastgemaakt. | | 141454 | Nederland | Zoutwater | MOO |
Zeekat
Sepia officinalis
![](/Portals/0/Soorteninformatie/Zeekat/00Zeekat.jpg)
|
Zeekat
Sepia officinalis
Tienarmige inktvis. Mariene soort. Aan de kop zitten 5 paar armen, waarvan
één paar langer
is. Het lichaam is breed en afgeplat. Het is geheel omzoomd met een
franje-achtige vin. De grote kop heeft opvallende ogen en 5 paar
relatief korte tentakels. Er is een inwendige schelp (rugschild) dat
vooral uit kalk bestaat. Paait in het voorjaar in de Oosterschelde.
Dieren spoelen zelden, eieren nu en dan, rugschilden zeer regelmatig
op het strand aan.
Item 1 of 0
| Zeekat | Sepia officinalis | | Tienarmige inktvis. Mariene soort. Aan de kop zitten 5 paar armen, waarvan
één paar langer
is. Het lichaam is breed en afgeplat. Het is geheel omzoomd met een
franje-achtige vin. De grote kop heeft opvallende ogen en 5 paar
relatief korte tentakels. Er is een inwendige schelp (rugschild) dat
vooral uit kalk bestaat. Paait in het voorjaar in de Oosterschelde.
Dieren spoelen zelden, eieren nu en dan, rugschilden zeer regelmatig
op het strand aan. | Afmetingen: Totale lengte tot ca. 40 cm.
Lichaamskleur: De huid van het dier is zeer variabel van kleur en bevat veel pigmentcellen. Door deze pigmentcellen kan het dier zeer snel van
kleur wisselen en ook stemmingen aangeven.
Tijdens de paaitijd kan het dier o.a. zebra-achtige streeppatronen vertonen.
Lichaamsvorm: Het lichaam is breed en afgeplat, De grote kop
heeft opvallende ogen. Aan de basis van de armen bevind zich een
snavelvormige bek.
Armen: Het dier heeft 5 paar tentakels. 4 paar
zijn relatief kort en één paar is veel langer, met aan het uiteinde een
lepelvormige verbreding. Deze doen dienst als vangarmen voor prooi.
Vinnen: Geheel omzoomd door een
franje-achtige vin.
Eieren: De urnvormige eieren worden door het vrouwtje stuk voor stuk
vastgeknoopt aan uitstekende voorwerpen. Ze worden door middel van haar
inkt gekleurd, waardoor ze er zwart uitzien. Wanneer de inkt op is, kan
het voorkomen dat er eitjes worden afgezet die transparant zijn.
Hierdoor is de ontwikkeling van het embryo ook te zien. | | Algemeen langs de Nederlandse kust, vooral in de zomer. In het voorjaar en de vroege zomer in de Oosterschelde voor de voortplanting | Mariene soort. De dieren leven in alle Nederlandse zoute wateren. Tijdens de voortplanting komen ze vaak massaal naar de ondiepe kustwateren waar de eitjes worden afgezet op alles wat maar uitsteekt boven de bodem. Dit om de eitjes van voldoende zuurstof te voorzien, gedurende de ontwikkeling. Duikers helpen vaak door bijvoorbeeld bamboestokjes of rekjes uit te zetten. Buiten de voortplantingstijd zien we alleen juveniele dieren aan de kust. | | 141444 | Nederland | Zoutwater | MOO |