Search
Search

Soorten

Gezaagd schepje

Philine scabra

(O.F. Müller, 1784)

Gezaagd schepje


Zoekbeeld

Mariene huisjesslak: H. tot 15 mm, B. tot 10 mm. Vaak veel kleiner. Langwerpig hoekig horentje met 2-3 snel toenemende windingen, de laatste is uitgegroeid tot een ‘oor’. Bovenzijde van de mondrand steekt niet boven de topwindingen uit. Buitenkant mondrand aan de onderzijde gekarteld/ingezaagd. Over de schelp lopen spiraalrijen van minuscule, op een lichte verhoging staande, ronde of niervormige putjes die tegen elkaar aanliggen en een kettingvormige sculptuur vormen. Dier aanzienlijk groter dan de schelp.

Te verwarren met

Andere kleine Philine-soorten.

Kenmerken

Afmetingen:  H. tot 15 mm, B. tot 10 mm.
Schelpkleur:
Wit, al dan niet deels transparant.
Schelpvorm:
Langwerpig hoekig horentje met 2-3 snel toenemende windingen, waarvan de laatste uitgegroeid is tot een ‘oor’. De bovenzijde van de mondrand steekt niet boven de topwindingen uit. De buitenkant van de mondrand is met name aan de onderzijde duidelijk ingezaagd.

Sculptuur: Over de schelp lopen spiraalrijen van minuscule, op een lichte verhoging staande, ronde of niervormige putjes, die tegen elkaar aanliggen en zo een sculptuur als van een ketting vormen.

Dier: Het dier zelf wordt tot 20 mm lang. De tere schelp is rondom ingesloten door de mantel. Kopschild langwerpig, vooraan afgerond met een lichte indeuking. Geen koptentakel-achtige flappen. In de mondholte een rasptong, in de maag drie verkalkte kauwplaten. Aan de zijkanten alleen in het midden twee vlezige lichaamsflappen (parapodiën). Het achterste, ronde manteldeel, steekt niet buiten de achterzijde van de voet uit. De lichaamskleur is wit of geelwit, met kleine donkere vlekjes.


Habitat en ecologie

Vanaf de laagwaterlijn tot 1.500 m diep. Voedingswijze en voedsel onbekend, mogelijk carnivoor. Vermoedelijk hermafrodiete soort. Over eieren, voortplantingsseizoen, groei en levensduur is weinig bekend.

Areaal en verspreiding

Van IJsland en Noorwegen tot Madeira, West-Afrika en de Middellandse Zee. In het Nederlandse Noordzeegebied bekend van een zeer beperkt aantal vindplaatsen, met name rond de 40 m-dieptelijn. Voor het eerst waargenomen in 1986 en inmiddels bekend van diverse locaties rondom de Oestergronden.

Nadere informatie

Behalve de genoemde kleine Philine-soorten die zeker op het NCP leven, zijn er nog enkele andere kleinere soorten die mogelijk ook tot de Nederlandse fauna gerekend moeten worden. Dit is het meest waarschijnlijk voor het Gestippelde schepje Philine punctata (J. Adams, 1800). Hiervan bestaan meerdere gepubliceerde en collectievondsten van de Nederlandse kust. Hoewel het alleen om (soms zeer verse) lege schelpen gaat, is zeker niet uitgesloten dat deze soort in het Deltagebied leeft, maar vanwege de onopvallende dieren en geringe afmetingen (hoogstens 5 mm) tot nog toe over het hoofd is gezien. De soort is elders aangetroffen in het sublitoraal, op stenen bedekt met mosdiertjes van het geslacht Bugula. Het schelpje is zeer klein en hoekig en wordt hoogstens 2,5 mm. De sculptuur is opvallend en bestaat uit rijen losse, niet aaneengesloten putjes. Er zijn onder andere verse schelpjes bekend van Ouddorp, De Kaloot, Flaauwers en Ritthem en verder materiaal uit aanspoelsel en suppletiemateriaal van Scheveningen, Domburg, Cadzand en Terschelling. Ook werd de soort meermalen aangevoerd aangetroffen op riemwier en kurkenbossen (onder andere Camperduin, Noordwijkerhout, de Beer). Van Dalsum (1950) geeft aan dat de soort (onder de naam Philine alata) tot de Nederlandse fauna kan worden gerekend. Levende autochtone meldingen zijn echter tot op heden niet uit ons land bekend. Visser et al. (1976) vermelden Philine quadrata (A. Wood, 1839) uit de Noordzee bij Texel. Deze soort is verder niet bekend, noch van het strand, noch uit de Nederlandse Noordzee. Mogelijk betreft het P. angulata (zie hieronder). Uit materiaal van zandsuppleties zijn meerdere lege, maar mogelijk ook verse schelpjes bekend van de soort Philine angulata Jeffreys, 1867. Deze werd onder andere gevonden in suppletiegruis van Egmond aan Zee (1994, 3 exemplaren) en later ook bij Monster, 1 exemplaar.

Literatuur

Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.

Code

x

Auteurs

(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[HR feb. 2014]




Commentaar

Gezaagd schepje Gezaagd schepje

Grafieken

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top