|
|
Millennium-wratslak
Geitodoris planata
(Alder & Hancock, 1846)
Zoekbeeld
Zeenaaktslak. Afmetingen: Tot 12 cm. Mantel aan bovenzijde
rozebruin, soms geelwit, lichtbruin tot donker roodbruin. Onderkant mantel meestal geelbruin, randen met typische bruine vlekjes. Op de rug een grote kieuwkrans. Ovaal, naar de rand afgeplat. Op de huid kleine
wratjes en enkele grotere (zuurklieren), met lichtere,
stervormige verkleuring rondom. Eisnoeren in een gedraaid, dik, wit of
crème, open
spiraalvormig golvend lint. Ooit massaal (2001-2004), tegenwoordig minder algemeen (Oosterschelde).
Te verwarren met
Lijkt veel op de Citroenslak, Doris pseudoargus. Het verschil is dat de Millenium-wratslak koptentakels heeft (aan de onderkant!). De wratten van de millenium wratslak
zijn anders gestructureerd en prominenter aanwezig. Kleuren zijn
geen goed onderscheidend verschil.
Kenmerken
Afmetingen: Tot 12 cm.
Kleur: De kleur van de bovenzijde van de mantel is meestal rozebruin, maar kan van lichter (geelwit, lichtbruin) tot donker roodbruin zijn. De onderkant van de mantel is nog lichter van kleur, meestal licht geelbruin met langs de rand de typische bruine vlekjes waaraan deze soort goed onder water te herkennen is.
Vorm: Te herkennen aan het
forse formaat van volwassen exemplaren en aan de grote kieuwkrans op
de rug. Over het algemeen ovaal, sterk naar de rand afgeplat.
Veel kleine wratjes met af een toe een grotere wrat op de
huid. Dit zijn zuurklieren, die meestal opvallen door de lichtere en
stervormige verkleuring rondom deze klier.
Eieren: De eisnoeren worden veelal gevonden in de late lente tot in de late herfst. Ze vormen een gedraaid, wit of crème gekleurd, dik, open spiraalvormig golvend lint.
Habitat en ecologie
Op rotsen en oesterbanken in het sublitoraal, waar zijn voedsel voorkomt. Ze voeden zich met mycale sponzen, zoals de Gele aderspons Mycale micracanthoxea, die in de Zeeuwse Delta vooral aanwezig is op de Japanse oester Crassostrea gigas en op stenen. Hermafrodiet. De eisnoeren vormen een gedraaid, wit of crème, dik, open spiraalvormig golvend lint. In het veld zijn ze qua vorm moeilijk te onderscheiden van de eisnoeren van de Satijnslak en de Citroenslak. Eisnoeren van de Millennium-wratslak zijn echter meestal wit, minder massief en vaak hoger.
Areaal en verspreiding
Vanaf het zuiden van Noorwegen tot aan de Middellandse zee en in de Atlantische Oceaan. In Nederland in 1999 voor het eerst waargenomen in de Oosterschelde. Door het grote voedselaanbod, de afwezigheid van predatoren en ziekteverwekkers en de milde winters, kon de slak zich sterk uitbreiden in de Oosterschelde en voornamelijk de zuidkant van het Grevelingenmeer. In de zomer van 2001 en een paar daaropvolgende jaren jaren was sprake van een echte explosie. Deze vestiging rondom de millenniumwisseling gaf aanleiding tot de Nederlandse naam. Vanaf 2005 is de populatie grotendeels ingestort als gevolg van voedseltekort en mogelijk als gevolg van een koude winter. Buiten het Deltagebied is de soortaangetroffen in de open Noordzee (Klaverbank). Tegenwoordig voornamelijk bekend uit de Oosterschelde.
Literatuur
- Bruyne, R.H. de, S.J. van
Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het
Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren
(Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pp.
- Spuisluisbericht april 2014.
Code
Auteurs
Peter van Bragt (2013)
[B. Oonk, jan 2013; IvL feb. 2014]
Commentaar
Grafieken