Search
Search

Soorten

Knotswier

Ascophyllum nodosum

(Linnaeus) Le Jolis, 1863

Knotswier


Zoekbeeld

Zeewier. Bruinwier. Tot 1,5 meter lang, hoofdassen tot 1 cm breed. Olijfgroen tot goudbruin. Deze soort komt zeer algemeen voor in het mid-litorale gedeelte op hard substraat, voornamelijk op dijken die (gedeeltelijk) droogvallen tijdens laagwater. De hoofdassen zijn afgeplat, onregelmatig vertakt en hebben geen middennerf. Karakteristiek zijn de grote drijfblazen, die in de hoofdassen liggen. Vooral in Zeeland en Het Waddengebied op hard substraat.

Te verwarren met

Zwaar begraasde individuen of aan ruige rotsen blootliggende exemplaren missen soms de karakteristieke drijfblaasjes, desondanks is deze soort bijna niet te verwarren met andere wiersoorten. 

Kenmerken

Afmetingen: Maximaal 1,5 meter lang. Hoofdassen tot 1 cm breed.

Kleur: Olijfgroen tot goudbruin.
Vorm: Vanuit een discusvormige hechtschijf ontspringen meerdere hoofdassen. Deze zijn afgeplat, onregelmatig vertakt en zijn op regelmatige afstand voorzien van grote drijfblazen (deze zitten als het ware in de hoofdas, tussen top en basis gelegen, niet afgetakt). In iedere as wordt per jaar één drijfblaas gevormd (met uitzondering van de eerste twee jaar, waarin geen drijfblazen worden gevormd). Door verschillende oorzaken, bijvoorbeeld sterke golven, kunnen drijfblazen missen (vertakkingen kunnen afbreken), daarom kan alleen de minimale leeftijd met deze techniek worden bepaald. De assen hebben geen middennerf en de rand van de assen is vaak licht gezaagd. Behalve de vertakkingen die onbeperkt doorgroeien, is er nog een type vertakking met beperkte groei; aan het eind hiervan groeien de voortplantingsorganen. Deze hebben als ze gerijpt zijn de vorm van een ovale, geribbelde druif.    
Textuur: Stevig, leerachtig.


Habitat en ecologie

Knotswier groeit op hard substraat op beschutte locaties. Op dijken is vaak een duidelijke zonering te zien: dit wier vormt een brede band op het middengedeelte van de dijk, lager dan Kleine zee-eik, maar hoger dan Gezaagde zee-eik. Het is goed bestand tegen droogte en hoge temperatuur. Op plaatsen waar wind en golven vrij spel hebben, neemt Blaaswier vaak de plek over van Knotswier.
Elk individu is ofwel mannelijk ofwel vrouwelijk. De voortplanting vindt plaats in de winter. De voortplantingsorganen, die meestal gevormd worden in de lente, zijn dan gerijpt. Aan de inhoud van de rijpe voortplantingsorganen is het geslacht te herkennen: de mannelijke variant is oranje en de vrouwelijke variant is groen (om dit te zien moeten de voortplantingsorganen vaak opengemaakt worden). Kleur is echter niet altijd een duidelijk kenmerk, soms zijn de voortplantingsorganen simpelweg nog niet rijp. Eicellen en zaadcellen worden afgegeven aan het water en de bevruchting vindt dus niet in het wier zelf plaats. 


Areaal en verspreiding

Knotswier komt zeer algemeen voor in Zeeland (zowel in de Oosterschelde als in het Grevelingenmeer). Komt ook voor op de dijken en in de havens van de Waddeneilanden.

Op het strand: Deze soort wordt ook aangespoeld langs de gehele Nederlandse kust en op de Waddeneilanden veel gevonden en zit dan vaak vol met epifytische soorten (wieren en algen die op andere wieren/planten groeien), vooral met Polysiphonia lanosa.  


Seizoenspatronen

Knotswier is meerjarig. Het is een langzame groeier en kan tientallen jaren oud worden.
Meerdere soorten wieren vervellen regelmatig, met als effect dat eventuele ongewenste algen die op het wier groeien ook afgeworpen worden. Knotswier zou de gehele opperlaag cellen afwerpen, maar dit wordt door enkele onderzoekers in twijfel getrokken.  


Literatuur

Stegenga, H. & Mol, I., 1983. Flora van de Nederlandse zeewieren. KNNV uitgave nr. 33, Amsterdam 257 pp.

Code


Auteurs

Luna van der Loos (februari 2014)



Categorieën:

Soorten, Bruinwieren

Commentaar

Knotswier

Grafieken

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top