Dikkopje
Pomatoschistus minutus
Lees verder...
|
Dikkopje
Pomatoschistus minutus
<p>Zeevis. Ook in brak water. Tot 10 cm, meestal kleiner. Zandkleurig tot bruin, met vaak een donkerder patroon op het lichaam. Bovenkant kop tot eerste rugvin met schubben. Bij de mannetjes zit achterop de rugvin een donkere vlek met witte rand, die vooral in de paaitijd scherp is afgetekend. Staartwortel met donkere vlek.</p>
Lees verder...
| Dikkopje | Pomatoschistus minutus | Zeevis. Ook in brak water. Tot 10 cm, meestal kleiner. Zandkleurig tot bruin, met vaak een donkerder patroon op het lichaam. Bovenkant kop tot eerste rugvin met schubben. Bij de mannetjes zit achterop de rugvin een donkere vlek met witte rand, die vooral in de paaitijd scherp is afgetekend. Staartwortel met donkere vlek. | Afmetingen: Tot 10 cm. Meestal zijn de dieren een stuk kleiner.
Kleur: Meestal egaal zandkleurig tot bruin. Bij de mannetjes zit achterop de eerste rugvin een donkere vlek met
een witte rand, die vooral in de paaitijd scherp is afgetekend.
Vorm: Kleine grondelachtige soort.
Vinnen: Twee duidelijk van elkaar gescheiden rugvinnen, borstvinnen vergroeid tot een soort zuignap.
Overig: Het Dikkopje wordt vanwege zijn kleur en biotoop ook wel
Zandgrondel genoemd. Een andere naam is Schotevisje omdat het voor je
voeten wegschiet als je door ondiep water loopt. | | N-Atlantische Oceaan, Noordzee, Oostzee. Ook regelmatig in Brakwatergebieden (o.a. in het Noordzeekanaal). | Dikkopjes leven voornamelijk op zand en slikbodems, maar zijn ook dicht in de buurt van stenen te vinden. Ze leven ook in brak water. De paaitijd is van is van maart t/m juni. De eitjes worden afgezet op
stenen en ook wel in het binnentste van de schelpen. Het kuitschieten
gebeurt in drie a vier keer. De mannetjes waken over de eitjes. De
dieren worden meestal slechts twee jaar oud. | | 126928 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Diklipharder
Chelon labrosus
Lees verder...
|
Diklipharder
Chelon labrosus
<p>Diklipharders zijn grote, stevige, vrij zwemmende vissen die meestal in groepsverband te vinden zijn. Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige
torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte
flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met
vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. Harder zwemmen vaak
in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken.</p>
Lees verder...
| Diklipharder | Chelon labrosus | Diklipharders zijn grote, stevige, vrij zwemmende vissen die meestal in groepsverband te vinden zijn. Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige
torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte
flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met
vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. Harder zwemmen vaak
in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken. | Afmetingen: Tot 75 centimeter lang, meestal kleiner.
Kleur: Zilverglanzend met een blauwgroene rug met donkere lengtestrepen en bijna zilverachtige witte
flanken en buik.
Vorm: Het lichaam is stevig en slank
torpedovormig, De Diklipharder heeft, zoals de naam al doet vermoeden,
stevige dikke lippen. De huid is bezet met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken.
Vinnen: De eerste rugvin is karakteristiek met
vier harde vinstralen, de tweede rugvin en de anaalvorm zijn hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. | | Noordoostelijke Atlantische Oceaan, Middellandse Zee Zwarte Zee. Meestal in ondiepe kustwateren en riviermonden. | Harders zwemmen meestal
in groepsverband en worden vooral bij pontons en wrakken gesignaleerd. Ook de Zeelandbrug is een goede plek om te te zien. Ze kunnen ook dicht bij oevers worden waargenomen, waar ze algen af wieren grazen. De dieren eten voornamelijk plantaardig voedsel en de zeer kleine diertjes die daartussen zitten. Volwassen dieren eten ook schelpdieren.
Op zachte slikbodems zijn vaak kenmerkende strepen te zien, alsof ze zijn getrokken door twee naast elkaar gehouden vingertoppen. Deze sporen zijn van de lippen van grazende Diklipharders. | | 126977 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Diklipharder
Chelon labrosus
Lees verder...
|
Diklipharder
Chelon labrosus
<p>Diklipharders zijn grote, stevige, vrij zwemmende vissen die meestal in groepsverband te vinden zijn. Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige
torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte
flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met
vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. Harder zwemmen vaak
in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken.</p>
Lees verder...
| Diklipharder | Chelon labrosus | Diklipharders zijn grote, stevige, vrij zwemmende vissen die meestal in groepsverband te vinden zijn. Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige
torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte
flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met
vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. Harder zwemmen vaak
in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken. | Afmetingen: Tot 75 centimeter lang, meestal kleiner.
Kleur: Zilverglanzend met een blauwgroene rug met donkere lengtestrepen en bijna zilverachtige witte
flanken en buik.
Vorm: Het lichaam is stevig en slank
torpedovormig, De Diklipharder heeft, zoals de naam al doet vermoeden,
stevige dikke lippen. De huid is bezet met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken.
Vinnen: De eerste rugvin is karakteristiek met
vier harde vinstralen, de tweede rugvin en de anaalvorm zijn hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. | | Noordoostelijke Atlantische Oceaan, Middellandse Zee Zwarte Zee. Meestal in ondiepe kustwateren en riviermonden. | Harders zwemmen meestal
in groepsverband en worden vooral bij pontons en wrakken gesignaleerd. Ook de Zeelandbrug is een goede plek om te te zien. Ze kunnen ook dicht bij oevers worden waargenomen, waar ze algen af wieren grazen. De dieren eten voornamelijk plantaardig voedsel en de zeer kleine diertjes die daartussen zitten. Volwassen dieren eten ook schelpdieren.
Op zachte slikbodems zijn vaak kenmerkende strepen te zien, alsof ze zijn getrokken door twee naast elkaar gehouden vingertoppen. Deze sporen zijn van de lippen van grazende Diklipharders. | | 126977 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Diklipharder
Chelon labrosus
Lees verder...
|
Diklipharder
Chelon labrosus
<p>Diklipharders zijn grote, stevige, vrij zwemmende vissen die meestal in groepsverband te vinden zijn. Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige
torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte
flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met
vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. Harder zwemmen vaak
in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken.</p>
Lees verder...
| Diklipharder | Chelon labrosus | Diklipharders zijn grote, stevige, vrij zwemmende vissen die meestal in groepsverband te vinden zijn. Zeevis. 50-60 cm (tot 70 cm). Grote, stevige
torpedovormige vis, met een blauwgroene rug en bijna zilverachtige witte
flanken en buik. Stevige dikke lippen. Huid met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken. Eerste rugvin met
vier harde vinstralen, tweede rugvin en de anaalvorm hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. Harder zwemmen vaak
in groepsverband, o.a. veel bij pontons en wrakken. | Afmetingen: Tot 75 centimeter lang, meestal kleiner.
Kleur: Zilverglanzend met een blauwgroene rug met donkere lengtestrepen en bijna zilverachtige witte
flanken en buik.
Vorm: Het lichaam is stevig en slank
torpedovormig, De Diklipharder heeft, zoals de naam al doet vermoeden,
stevige dikke lippen. De huid is bezet met grote schubben die op
afstand op lengtestrepen lijken.
Vinnen: De eerste rugvin is karakteristiek met
vier harde vinstralen, de tweede rugvin en de anaalvorm zijn hoekig van
vorm. De staart is gevorkt. | | Noordoostelijke Atlantische Oceaan, Middellandse Zee Zwarte Zee. Meestal in ondiepe kustwateren en riviermonden. | Harders zwemmen meestal
in groepsverband en worden vooral bij pontons en wrakken gesignaleerd. Ook de Zeelandbrug is een goede plek om te te zien. Ze kunnen ook dicht bij oevers worden waargenomen, waar ze algen af wieren grazen. De dieren eten voornamelijk plantaardig voedsel en de zeer kleine diertjes die daartussen zitten. Volwassen dieren eten ook schelpdieren.
Op zachte slikbodems zijn vaak kenmerkende strepen te zien, alsof ze zijn getrokken door twee naast elkaar gehouden vingertoppen. Deze sporen zijn van de lippen van grazende Diklipharders. | | 126977 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Dodemansduim
Alcyonium digitatum
Lees verder...
|
Dodemansduim
Alcyonium digitatum
Zacht koraal. Mariene soort. Korstvormende kolonies ca 5-10 mm,
grotere kolonies in de kustzone tot ca 10
cm, in de
Noordzee tot 20 cm. Poliepjes 6-8 mm en wit. Kolonie vaak met witte
stam, maar ook geel of oranje. Als kolonies ouder worden ontstaan bulten
die uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen. Vorm en kleur doen denken aan een hand
met vingers. Alleen plaatselijk voorkomend in de Oosterschelde, Grevelingen
en Noordzee.
Lees verder...
| Dodemansduim | Alcyonium digitatum | Zacht koraal. Mariene soort. Korstvormende kolonies ca 5-10 mm,
grotere kolonies in de kustzone tot ca 10
cm, in de
Noordzee tot 20 cm. Poliepjes 6-8 mm en wit. Kolonie vaak met witte
stam, maar ook geel of oranje. Als kolonies ouder worden ontstaan bulten
die uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen. Vorm en kleur doen denken aan een hand
met vingers. Alleen plaatselijk voorkomend in de Oosterschelde, Grevelingen
en Noordzee. | Afmetingen: Jonge korstvormende kolonies hebben een diameter van 5-10 mm. In de
Oosterschelde groeien kolonies meestal niet verder uit dan tot circa 10
cm hoog. De dikte van de 'vingers' ligt tussen de 1 en 3 cm. In de
Noordzee worden kolonies groter, tot ruim 20 cm. De poliepjes zijn niet groter dan 6-8 mm.
Kleur: Het meest voorkomend is een witte stam, maar in de Oosterschelde komen
ook gele en oranje stammen voor. De poliepen zijn altijd doorschijnend
wit.
Vorm: De Dodemansduim vormt kolonies van heel kleine, met elkaar vergroeide poliepen. Bij vergroting is te zien dat ieder poliepje acht geveerde tentakels heeft. Jonge kolonies
zijn min of meer korstvormig, maar naarmate ze ouder worden ontstaan er
één of meer bulten. Zo'n bult kan uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen (lobben). Nog grotere kolonies kunnen zelfs
vertakken. Bij de geringste verstoring worden de individuele poliepjes
naar binnen getrokken en heeft de Dodemansduim een sponsachtig
uiterlijk. Waar de poliepjes zaten, zijn dan putjes te
zien. Het duurt lang voordat ze weer worden uitgezet. Door de vorm en de
vale kleur, doen kolonies met ingetrokken poliepjes denken aan een hand met vingers (van een dode zeeman).
Overig: Dodemansduim (ook wel Doômansduim) behoort tot de zachte koralen of Lederkoralen. | | Oostelijke Atlantische Oceaan, van IJsland en Noorwegen tot Portugal. De soort komt plaatselijk voor in
de Noordzee, onder meer op wrakken en op enige afstand van onze kust (Klaverbank). Uit de kustwatern het meest bekend uit het westelijk deel van de Oosterschelde
(Schouwen, Noord Beveland), uit het mondingsgebied van de Oosterschelde en recentelijk ook weer uit het Grevelingenmeer, vanwaar de soort aanvankelijk vrijwel verdwenen was.
- Verspreiding dodemansduim uit waarneming.nl: 1990 t/m 2017. | Dodemansduim groeit altijd beneden de laagwaterlijn, tot een diepte van ca 100 m. Ze zitten met name op stenen of ander hard substraat, vooral op plaatsen met veel stroming. Soms echter ook op kleibodems of zelfs op bewegende substraten, zoals horens van de Noordhoren en Wulk of door Heremietkreeften bewoonde slakkenhuizen. De poliepjes filteren met de tentakels plankton uit het water. De soort kan zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijke voortplanten. Kolonies ontstaan door ongeslachtelijke voortplanting. Onderling kunnen kolonies elkaar bevruchten.
Zachte koralen lijken vrij zacht en poreus, maar hebben een skelet dat uit kalknaalden bestaat. Dodemansduim produceert stoffen die vanwege de afschrikwekkende smaak predatoren afweren en/of giftig zijn.
Brokkelsterren worden beschouwd als voedselconcurenten voor
Dodemansduim. Wanneer na een strenge winter de meeste slangsterren zijn
afgestorven, zien we vaak een toename van Dodemansduimen. | | 125333 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Dodemansduim
Alcyonium digitatum
Lees verder...
|
Dodemansduim
Alcyonium digitatum
Zacht koraal. Mariene soort. Korstvormende kolonies ca 5-10 mm,
grotere kolonies in de kustzone tot ca 10
cm, in de
Noordzee tot 20 cm. Poliepjes 6-8 mm en wit. Kolonie vaak met witte
stam, maar ook geel of oranje. Als kolonies ouder worden ontstaan bulten
die uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen. Vorm en kleur doen denken aan een hand
met vingers. Alleen plaatselijk voorkomend in de Oosterschelde, Grevelingen
en Noordzee.
Lees verder...
| Dodemansduim | Alcyonium digitatum | Zacht koraal. Mariene soort. Korstvormende kolonies ca 5-10 mm,
grotere kolonies in de kustzone tot ca 10
cm, in de
Noordzee tot 20 cm. Poliepjes 6-8 mm en wit. Kolonie vaak met witte
stam, maar ook geel of oranje. Als kolonies ouder worden ontstaan bulten
die uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen. Vorm en kleur doen denken aan een hand
met vingers. Alleen plaatselijk voorkomend in de Oosterschelde, Grevelingen
en Noordzee. | Afmetingen: Jonge korstvormende kolonies hebben een diameter van 5-10 mm. In de
Oosterschelde groeien kolonies meestal niet verder uit dan tot circa 10
cm hoog. De dikte van de 'vingers' ligt tussen de 1 en 3 cm. In de
Noordzee worden kolonies groter, tot ruim 20 cm. De poliepjes zijn niet groter dan 6-8 mm.
Kleur: Het meest voorkomend is een witte stam, maar in de Oosterschelde komen
ook gele en oranje stammen voor. De poliepen zijn altijd doorschijnend
wit.
Vorm: De Dodemansduim vormt kolonies van heel kleine, met elkaar vergroeide poliepen. Bij vergroting is te zien dat ieder poliepje acht geveerde tentakels heeft. Jonge kolonies
zijn min of meer korstvormig, maar naarmate ze ouder worden ontstaan er
één of meer bulten. Zo'n bult kan uitgroeien tot duimdikke,
vingerachtige uitstulpingen (lobben). Nog grotere kolonies kunnen zelfs
vertakken. Bij de geringste verstoring worden de individuele poliepjes
naar binnen getrokken en heeft de Dodemansduim een sponsachtig
uiterlijk. Waar de poliepjes zaten, zijn dan putjes te
zien. Het duurt lang voordat ze weer worden uitgezet. Door de vorm en de
vale kleur, doen kolonies met ingetrokken poliepjes denken aan een hand met vingers (van een dode zeeman).
Overig: Dodemansduim (ook wel Doômansduim) behoort tot de zachte koralen of Lederkoralen. | | Oostelijke Atlantische Oceaan, van IJsland en Noorwegen tot Portugal. De soort komt plaatselijk voor in
de Noordzee, onder meer op wrakken en op enige afstand van onze kust (Klaverbank). Uit de kustwatern het meest bekend uit het westelijk deel van de Oosterschelde
(Schouwen, Noord Beveland), uit het mondingsgebied van de Oosterschelde en recentelijk ook weer uit het Grevelingenmeer, vanwaar de soort aanvankelijk vrijwel verdwenen was.
- Verspreiding dodemansduim uit waarneming.nl: 1990 t/m 2017. | Dodemansduim groeit altijd beneden de laagwaterlijn, tot een diepte van ca 100 m. Ze zitten met name op stenen of ander hard substraat, vooral op plaatsen met veel stroming. Soms echter ook op kleibodems of zelfs op bewegende substraten, zoals horens van de Noordhoren en Wulk of door Heremietkreeften bewoonde slakkenhuizen. De poliepjes filteren met de tentakels plankton uit het water. De soort kan zich zowel geslachtelijk als ongeslachtelijke voortplanten. Kolonies ontstaan door ongeslachtelijke voortplanting. Onderling kunnen kolonies elkaar bevruchten.
Zachte koralen lijken vrij zacht en poreus, maar hebben een skelet dat uit kalknaalden bestaat. Dodemansduim produceert stoffen die vanwege de afschrikwekkende smaak predatoren afweren en/of giftig zijn.
Brokkelsterren worden beschouwd als voedselconcurenten voor
Dodemansduim. Wanneer na een strenge winter de meeste slangsterren zijn
afgestorven, zien we vaak een toename van Dodemansduimen. | | 125333 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO |
Donker buiswier
Vertebrata fucoides
Lees verder...
|
Donker buiswier
Vertebrata fucoides
Roodwier. Max. 30cm. Jonge uiteinden hebben geen buitenlaag.
Lees verder...
| Donker buiswier | Vertebrata fucoides | Roodwier. Max. 30cm. Jonge uiteinden hebben geen buitenlaag. | | | | | | 637672 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Donker buiswier
Vertebrata fucoides
Lees verder...
|
Donker buiswier
Vertebrata fucoides
Roodwier. Max. 30cm. Jonge uiteinden hebben geen buitenlaag.
Lees verder...
| Donker buiswier | Vertebrata fucoides | Roodwier. Max. 30cm. Jonge uiteinden hebben geen buitenlaag. | | | | | | 637672 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Donker buiswier
Vertebrata fucoides
Lees verder...
|
Donker buiswier
Vertebrata fucoides
Roodwier. Max. 30cm. Jonge uiteinden hebben geen buitenlaag.
Lees verder...
| Donker buiswier | Vertebrata fucoides | Roodwier. Max. 30cm. Jonge uiteinden hebben geen buitenlaag. | | | | | | 637672 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | MOO|LIMP|SMP |
Doorschijnend spiraalhorentje
Hyala vitrea
Lees verder...
|
Doorschijnend spiraalhorentje
Hyala vitrea
Mariene huisjesslak. Tot 3,5 mm.
Hoornkleurig tot bleekwit, soms
doorschijnend. Vaak met een roestkleurige
aanslag. Dunwandig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste
winding omvat ongeveer 65% van de totale schelphoogte, de mondopening
33%. Top stomp, bij sommige exemplaren ontbrekend. Operculum
ovaal, hoornachtig geelbruin.
Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne
spiraalsculpuur aanwezig. Verder van de kust in de Noordzee. Spoelt weinig aan.
Lees verder...
| Doorschijnend spiraalhorentje | Hyala vitrea | Mariene huisjesslak. Tot 3,5 mm.
Hoornkleurig tot bleekwit, soms
doorschijnend. Vaak met een roestkleurige
aanslag. Dunwandig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste
winding omvat ongeveer 65% van de totale schelphoogte, de mondopening
33%. Top stomp, bij sommige exemplaren ontbrekend. Operculum
ovaal, hoornachtig geelbruin.
Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne
spiraalsculpuur aanwezig. Verder van de kust in de Noordzee. Spoelt weinig aan. | Afmetingen: 3,5 X 1,5 mm.
Schelpkleur: Hoornkleurig tot bleekwit, soms wat glasachtig
doorschijnend. Bij levende dieren bevindt zich vaak een roestkleurige
aanslag op de bovenste windingen.
Schelpvorm: Dunwandig maar toch
vrij stevig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste winding
neemt ongeveer 65% van de totale schelphoogte in beslag, de mondopening
33%. De top is stomp en ontbreekt bij sommige exemplaren. Operculum dun
ovaal, hoornachtig geelbruin.
Sculptuur: Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne spiraalsculpuur aanwezig. | | Het areaal strekt zich uit van Noorwegen en het Kattegat tot en met de Middellandse Zee. In de Noordzee ligt het zwaartepunt van de verspreiding in de Oestergronden, met name het zuidelijke deel daarvan. Ook in een smalle band ten zuiden daarvan is de soort op enkele plaatsen gevonden evenals op de Doggersbank.
Op het strand: Vermoedelijk fossiele huisjes zijn bekend uit aanspoelsel in Zeeland. Daarnaast ook in fijn aanspoelsel op Texel en Ameland. Bij de Texelse vondsten gaat het om meerdere exemplaren. | Soort met een voorkeur voor fijnzandige en slibrijke sedimenten. In de Noordzee op diepten tussen 10 en 50 m. In zuidelijke streken dieper, tot 120 m. | | 140129 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |
Doorschijnend spiraalhorentje
Hyala vitrea
Lees verder...
|
Doorschijnend spiraalhorentje
Hyala vitrea
Mariene huisjesslak. Tot 3,5 mm.
Hoornkleurig tot bleekwit, soms
doorschijnend. Vaak met een roestkleurige
aanslag. Dunwandig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste
winding omvat ongeveer 65% van de totale schelphoogte, de mondopening
33%. Top stomp, bij sommige exemplaren ontbrekend. Operculum
ovaal, hoornachtig geelbruin.
Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne
spiraalsculpuur aanwezig. Verder van de kust in de Noordzee. Spoelt weinig aan.
Lees verder...
| Doorschijnend spiraalhorentje | Hyala vitrea | Mariene huisjesslak. Tot 3,5 mm.
Hoornkleurig tot bleekwit, soms
doorschijnend. Vaak met een roestkleurige
aanslag. Dunwandig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste
winding omvat ongeveer 65% van de totale schelphoogte, de mondopening
33%. Top stomp, bij sommige exemplaren ontbrekend. Operculum
ovaal, hoornachtig geelbruin.
Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne
spiraalsculpuur aanwezig. Verder van de kust in de Noordzee. Spoelt weinig aan. | Afmetingen: 3,5 X 1,5 mm.
Schelpkleur: Hoornkleurig tot bleekwit, soms wat glasachtig
doorschijnend. Bij levende dieren bevindt zich vaak een roestkleurige
aanslag op de bovenste windingen.
Schelpvorm: Dunwandig maar toch
vrij stevig horentje met 6-7 vrij bolle windingen. De laatste winding
neemt ongeveer 65% van de totale schelphoogte in beslag, de mondopening
33%. De top is stomp en ontbreekt bij sommige exemplaren. Operculum dun
ovaal, hoornachtig geelbruin.
Sculptuur: Het oppervlak lijkt glad, maar bij vergroting blijkt soms uiterst fijne spiraalsculpuur aanwezig. | | Het areaal strekt zich uit van Noorwegen en het Kattegat tot en met de Middellandse Zee. In de Noordzee ligt het zwaartepunt van de verspreiding in de Oestergronden, met name het zuidelijke deel daarvan. Ook in een smalle band ten zuiden daarvan is de soort op enkele plaatsen gevonden evenals op de Doggersbank.
Op het strand: Vermoedelijk fossiele huisjes zijn bekend uit aanspoelsel in Zeeland. Daarnaast ook in fijn aanspoelsel op Texel en Ameland. Bij de Texelse vondsten gaat het om meerdere exemplaren. | Soort met een voorkeur voor fijnzandige en slibrijke sedimenten. In de Noordzee op diepten tussen 10 en 50 m. In zuidelijke streken dieper, tot 120 m. | | 140129 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Lees verder...
|
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland.
Lees verder...
| Doorschijnende zakpijp | Ciona intestinalis | Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland. | Afmetingen: Kan tot 15 cm hoog worden.
Kleur: Het gladde lichaam is half doorschijnend wit tot geel soms oranje. Beide openingen met een geel, soms oranje randje. Onder de inkepingen van de openingen zit een donkergele tot oranje stip.
Vorm: De grotere instroomopening bevindt zich aan de bovenkant, de kleinere uitstroomopening bevindt zich aan de zijkant hoewel dit niet altijd even duidelijk is. De instroomopening heeft 8 inkepingen, de uitstroomopening 6. Bij verstoring trekken in- en uitstroomopening samen. | | Oosterschelde | De doorschijnende zakpijp komt in alle Zeeuwse wateren voor. Omdat ze zelf een waterstroom opwekken voor de voedselvoorziening kunnen ze ook in stilstaand water leven. Ze komen dan ook voor in havengebieden als op plaatsen met een sterke stroming. Vaak zijn ze solitair te vinden maar ze kunnen ook in enorme aantallen bij elkaar staan. De doorschijnende zakpijp is te vinden vanaf de laag waterlijn tot de diepste delen van de Zeeuwse wateren op alle soorten hard substraat en soms op bladeren van grotere wieren. | | 103732 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | |
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Lees verder...
|
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland.
Lees verder...
| Doorschijnende zakpijp | Ciona intestinalis | Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland. | Afmetingen: Kan tot 15 cm hoog worden.
Kleur: Het gladde lichaam is half doorschijnend wit tot geel soms oranje. Beide openingen met een geel, soms oranje randje. Onder de inkepingen van de openingen zit een donkergele tot oranje stip.
Vorm: De grotere instroomopening bevindt zich aan de bovenkant, de kleinere uitstroomopening bevindt zich aan de zijkant hoewel dit niet altijd even duidelijk is. De instroomopening heeft 8 inkepingen, de uitstroomopening 6. Bij verstoring trekken in- en uitstroomopening samen. | | Oosterschelde | De doorschijnende zakpijp komt in alle Zeeuwse wateren voor. Omdat ze zelf een waterstroom opwekken voor de voedselvoorziening kunnen ze ook in stilstaand water leven. Ze komen dan ook voor in havengebieden als op plaatsen met een sterke stroming. Vaak zijn ze solitair te vinden maar ze kunnen ook in enorme aantallen bij elkaar staan. De doorschijnende zakpijp is te vinden vanaf de laag waterlijn tot de diepste delen van de Zeeuwse wateren op alle soorten hard substraat en soms op bladeren van grotere wieren. | | 103732 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | |
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Lees verder...
|
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland.
Lees verder...
| Doorschijnende zakpijp | Ciona intestinalis | Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland. | Afmetingen: Kan tot 15 cm hoog worden.
Kleur: Het gladde lichaam is half doorschijnend wit tot geel soms oranje. Beide openingen met een geel, soms oranje randje. Onder de inkepingen van de openingen zit een donkergele tot oranje stip.
Vorm: De grotere instroomopening bevindt zich aan de bovenkant, de kleinere uitstroomopening bevindt zich aan de zijkant hoewel dit niet altijd even duidelijk is. De instroomopening heeft 8 inkepingen, de uitstroomopening 6. Bij verstoring trekken in- en uitstroomopening samen. | | Oosterschelde | De doorschijnende zakpijp komt in alle Zeeuwse wateren voor. Omdat ze zelf een waterstroom opwekken voor de voedselvoorziening kunnen ze ook in stilstaand water leven. Ze komen dan ook voor in havengebieden als op plaatsen met een sterke stroming. Vaak zijn ze solitair te vinden maar ze kunnen ook in enorme aantallen bij elkaar staan. De doorschijnende zakpijp is te vinden vanaf de laag waterlijn tot de diepste delen van de Zeeuwse wateren op alle soorten hard substraat en soms op bladeren van grotere wieren. | | 103732 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | |
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Lees verder...
|
Doorschijnende zakpijp
Ciona intestinalis
Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland.
Lees verder...
| Doorschijnende zakpijp | Ciona intestinalis | Zakpijp. Mariene soort. Het gladde lichaam is half
doorzichtig wit tot geel soms zelfs oranje. De in- en
uitstroomoomopening zijn beide voorzien van een geel tot oranje randje.
De doorschijnende zakpijp is een solitaire soort maar ze kunnen in
grote groepen voorkomen. Van alle solitaire zakpijpen die in de
Nederlandse wateren voorkomen is dit de meest opvallende. Vooral in Zeeland. | Afmetingen: Kan tot 15 cm hoog worden.
Kleur: Het gladde lichaam is half doorschijnend wit tot geel soms oranje. Beide openingen met een geel, soms oranje randje. Onder de inkepingen van de openingen zit een donkergele tot oranje stip.
Vorm: De grotere instroomopening bevindt zich aan de bovenkant, de kleinere uitstroomopening bevindt zich aan de zijkant hoewel dit niet altijd even duidelijk is. De instroomopening heeft 8 inkepingen, de uitstroomopening 6. Bij verstoring trekken in- en uitstroomopening samen. | | Oosterschelde | De doorschijnende zakpijp komt in alle Zeeuwse wateren voor. Omdat ze zelf een waterstroom opwekken voor de voedselvoorziening kunnen ze ook in stilstaand water leven. Ze komen dan ook voor in havengebieden als op plaatsen met een sterke stroming. Vaak zijn ze solitair te vinden maar ze kunnen ook in enorme aantallen bij elkaar staan. De doorschijnende zakpijp is te vinden vanaf de laag waterlijn tot de diepste delen van de Zeeuwse wateren op alle soorten hard substraat en soms op bladeren van grotere wieren. | | 103732 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | |
Draaikolk-schijfhoren
Anisus (Disculifer) vortex
Lees verder...
|
Draaikolk-schijfhoren
Anisus (Disculifer) vortex
Zoetwater-huisjesslak. Tot ca. 9
mm. Licht hoornbruin, soms lichter geelachtig. Vaak deels bedekt met
donkere aanslag.
Plat, schijfvormig horentje. De bovenkant is zeer plat, de onderzijde
afgerond en
hoekig. Bovenaan de windingen een duidelijke scherpe kiel. Op
de windingen onregelmatige
dwarslijntjes/groeilijntjes. Algemeen in heel Nederland in zoete,
stilstaande tot zwak stromende wateren met rijke plantengroei.
Lees verder...
| Draaikolk-schijfhoren | Anisus (Disculifer) vortex | Zoetwater-huisjesslak. Tot ca. 9
mm. Licht hoornbruin, soms lichter geelachtig. Vaak deels bedekt met
donkere aanslag.
Plat, schijfvormig horentje. De bovenkant is zeer plat, de onderzijde
afgerond en
hoekig. Bovenaan de windingen een duidelijke scherpe kiel. Op
de windingen onregelmatige
dwarslijntjes/groeilijntjes. Algemeen in heel Nederland in zoete,
stilstaande tot zwak stromende wateren met rijke plantengroei. | Afmetingen: H. tot 1,2 mm, B. tot
9,5 mm.
Schelpkleur: Licht hoornbruin, min of meer glanzend.
Schelpvorm: Plat, schijfvormig horentje met tot 7 langzaam toenemende, smalle windingen. De windingen zijn aan de bovenzijde (wanneer men zoals tegenwoordig gebruikelijk is het huisje linksgewonden bekijkt - zie opmerkingen) zeer plat, aan de onderzijde breder, meer afgerond en hoekig uitgetrokken. Er is een duidelijke, scherpe kiel. Deze zit niet in het midden maar langs de bovenrand.
Sculptuur: Fijne, iets schuin verlopende dwarslijntjes/groeilijnen. Binnenin de laatste winding is bij vergroting een putjessculptuur zichtbaar. | | Algemene soort in heel Nederland. | In zoete, stilstaande tot zwak stromende wateren met meestal veel plantengroei. Kan enige mate van verzilting en vervuiling doorstaan. | | 716345 [ 716345 ] | Soortenalbum | Nederland | Zoetwater | ANM |
Driedoornige stekelbaars
Gasterosteus aculeatus aculeatus
Lees verder...
|
Driedoornige stekelbaars
Gasterosteus aculeatus aculeatus
Zoetwatervis. Ook in brak en zout water. Tot 10 cm maar meestal veel
kleiner. Langwerpig visje met drie stekels op de rug, met daarachter een
rugvin. Zilverkleurig met een bruine rug. Soms op de zijkanten donkere
banden of vlekken. In het voorjaar
hebben de mannetjes een rode keel en buik. In zoet water en kustwateren.
Zwemt meestal in scholen. Vrij algemeen.
Lees verder...
| Driedoornige stekelbaars | Gasterosteus aculeatus aculeatus | Zoetwatervis. Ook in brak en zout water. Tot 10 cm maar meestal veel
kleiner. Langwerpig visje met drie stekels op de rug, met daarachter een
rugvin. Zilverkleurig met een bruine rug. Soms op de zijkanten donkere
banden of vlekken. In het voorjaar
hebben de mannetjes een rode keel en buik. In zoet water en kustwateren.
Zwemt meestal in scholen. Vrij algemeen. | Afmetingen: Lengte tot maximaal 10 cm.
Kleur: Zilverkleurig met donkergroene of bruine rug en dwarsbanden, alleen mannetjes hebben in het voorjaar een rode keel.
Vorm: Kleine langwerpige vis met een opvallend smalle staartwortel en drie (zelden meer) karakteristieke stekels op de rug voor de rugvin. Geen schubben maar een beenplaten huid.
Vinnen: Zowel de rug- als de anaalvin liggen ver naar achteren. Staart wijd, kwastvormig. | | Circumpolaire verspreiding. In Europa
onregelmatig verspreid, meestal wel gebonden aan de kust. Ontbreekt o.a. in Midden Spanje en Zweden. daarentegen wel in Noorwegen, Finland
en de Baltische staten. | Driedoornige stekelbaarzen leven in kustwateren en in zoet water. Sommige populaties trekken naar zoet water om zich daar voort te planten, andere populaties bijven het hele jaar door in zoet water. Ze houden van een plantenrijke omgeving, waar ze hun nesten in bouwen. Dit nest wordt door het mannetje bewaakt (broedzorg). | | 236462 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater|Brakwater|Zoetwater | MOO |
Driedoornige stekelbaars
Gasterosteus aculeatus aculeatus
Lees verder...
|
Driedoornige stekelbaars
Gasterosteus aculeatus aculeatus
Zoetwatervis. Ook in brak en zout water. Tot 10 cm maar meestal veel
kleiner. Langwerpig visje met drie stekels op de rug, met daarachter een
rugvin. Zilverkleurig met een bruine rug. Soms op de zijkanten donkere
banden of vlekken. In het voorjaar
hebben de mannetjes een rode keel en buik. In zoet water en kustwateren.
Zwemt meestal in scholen. Vrij algemeen.
Lees verder...
| Driedoornige stekelbaars | Gasterosteus aculeatus aculeatus | Zoetwatervis. Ook in brak en zout water. Tot 10 cm maar meestal veel
kleiner. Langwerpig visje met drie stekels op de rug, met daarachter een
rugvin. Zilverkleurig met een bruine rug. Soms op de zijkanten donkere
banden of vlekken. In het voorjaar
hebben de mannetjes een rode keel en buik. In zoet water en kustwateren.
Zwemt meestal in scholen. Vrij algemeen. | Afmetingen: Lengte tot maximaal 10 cm.
Kleur: Zilverkleurig met donkergroene of bruine rug en dwarsbanden, alleen mannetjes hebben in het voorjaar een rode keel.
Vorm: Kleine langwerpige vis met een opvallend smalle staartwortel en drie (zelden meer) karakteristieke stekels op de rug voor de rugvin. Geen schubben maar een beenplaten huid.
Vinnen: Zowel de rug- als de anaalvin liggen ver naar achteren. Staart wijd, kwastvormig. | | Circumpolaire verspreiding. In Europa
onregelmatig verspreid, meestal wel gebonden aan de kust. Ontbreekt o.a. in Midden Spanje en Zweden. daarentegen wel in Noorwegen, Finland
en de Baltische staten. | Driedoornige stekelbaarzen leven in kustwateren en in zoet water. Sommige populaties trekken naar zoet water om zich daar voort te planten, andere populaties bijven het hele jaar door in zoet water. Ze houden van een plantenrijke omgeving, waar ze hun nesten in bouwen. Dit nest wordt door het mannetje bewaakt (broedzorg). | | 236462 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater|Brakwater|Zoetwater | MOO |
Driehoekige astarte
Astarte montagui
Lees verder...
|
Driehoekige astarte
Astarte montagui
Mariene tweekleppige. Tot 16 mm. Geelwit met geelgroene tot roestbruine,
gestippelde opperhuid. Stevige min of meer driehoekige schelp. De
sculptuur bestaat uit tot 50 dicht tegen elkaar gelegen concentrische
ribben.
Slot heterodont, vrij grof en groot. Onderrand niet gecreneleerd. Geen
mantelbocht. Noordzee, grote afstand van de kust. Vooral op en rond de Doggersbank. Uiterst zelden
vers op het strand.
Lees verder...
| Driehoekige astarte | Astarte montagui | Mariene tweekleppige. Tot 16 mm. Geelwit met geelgroene tot roestbruine,
gestippelde opperhuid. Stevige min of meer driehoekige schelp. De
sculptuur bestaat uit tot 50 dicht tegen elkaar gelegen concentrische
ribben.
Slot heterodont, vrij grof en groot. Onderrand niet gecreneleerd. Geen
mantelbocht. Noordzee, grote afstand van de kust. Vooral op en rond de Doggersbank. Uiterst zelden
vers op het strand. | Afmetingen:
L. tot 15 mm, H. tot 16 mm.
Schelpkleur: Geelwit, bedekt door een resistente, geelgroene tot roestbruine opperhuid, die bij vergroting een gestippelde structuur blijkt te hebben.
Schelpvorm: Zeer stevige min of meer driehoekige schelp, waarvan de top iets naar voren is gebogen.
Sculptuur: De sculptuur bestaat uit talloze (tot 50) dicht tegen elkaar gelegen concentrische ribben.
Slot: Heterodont; rechterklep met 1, linkerklep met 2 cardinale tanden. In beide kleppen 1 (echte) laterale tand.
Binnenzijde schelp: De onderkant van de schelp is aan de binnenkant niet gecreneleerd. 2 duidelijke, gelijke spierindruksels, geen mantelbocht.
Dier: Sifonen zeer kort, bezet met papillen. Korte, afgeronde, sterke voet. Lichaamskleur bleekgeel, soms meer groenig. | | Arctisch en
Boreale Gebied en het noordelijke deel van
de Atlantische
Oceaan. De Golf van Biskaje wordt genoemd als het zuidelijkste
deel van het
areaal. In de Nederlandse sector van de Noordzee vooral levend
gevonden op
de Doggersbank. De soort is ook bekend van andere locaties
uit het
offshore-gebied en aanwezig in meerdere Noordzeevisserij-collecties,
echter in de
meeste gevallen zonder concrete coördinaten.
Op het strand: Enkele
malen zijn schijnbaar vers aangespoelde exemplaren gevonden. In
Zeeland, met
name rond Domburg, spoelen regelmatig fossiele
schelpen aan. | In zand of fijn grind, van ca. 10 m tot ruim 450
m diep. Vaak
leven de dieren op de bodem, of slechts ten dele ingegraven, met
het merendeel
van de schelp boven de bodem. Dit maakt de soort kwetsbaar en
is tevens de
reden waarom nog levende exemplaren deels begroeid kunnen zijn
met sponzen,
kokerwormen en andere begroeiing. Op de Doggersbank in middelfijn zand met een maximale dichtheid op de afzonderlijke
vindplaatsen
van enige tientallen exemplaren per m2. Het zijn
filteraars.
De dieren
zijn protandrisch hermafrodiet en wisselen tijdens hun leven van
geslacht. De larven hebben geen, of slechts een uiterst
kort
planktonisch larvenstadium, zodat nieuwe generaties zich niet ver van
de
ouderpopulatie vestigen. Dit maakt de populaties kwetsbaar voor verstoring
en visserij. | | 138823 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |
Driehoekige parelmoerneut
Nucula nitidosa
Lees verder...
|
Driehoekige parelmoerneut
Nucula nitidosa
Mariene tweekleppige. 10-13 mm.
Grijswit, met een geelbruine opperhuid. Vanuit de top
vaak radiale, grijze soms oranje kleurbanden. Binnenkant sterk
parelmoerachtig iriserend.
Stevige, glanzende, driehoekige schelpjes. Oppervlak met duidelijke
groeilijnen die doorkruist worden door microscopische radiaire groefjes.
Slot taxodont; aan de voorkant een rij van 20-30 en aan de
achterkant 10-14 tandjes. Ligament inwendig in driehoekige
ligamentgroeve.
Mantellijn zonder bocht. Onderrand gecrenuleerd (gekarteld). Noordzee,
verder van de kust,
ingegraven in slibhoudende bodems.
Lees verder...
| Driehoekige parelmoerneut | Nucula nitidosa | Mariene tweekleppige. 10-13 mm.
Grijswit, met een geelbruine opperhuid. Vanuit de top
vaak radiale, grijze soms oranje kleurbanden. Binnenkant sterk
parelmoerachtig iriserend.
Stevige, glanzende, driehoekige schelpjes. Oppervlak met duidelijke
groeilijnen die doorkruist worden door microscopische radiaire groefjes.
Slot taxodont; aan de voorkant een rij van 20-30 en aan de
achterkant 10-14 tandjes. Ligament inwendig in driehoekige
ligamentgroeve.
Mantellijn zonder bocht. Onderrand gecrenuleerd (gekarteld). Noordzee,
verder van de kust,
ingegraven in slibhoudende bodems. | Afmeting: 13 X 10 mm.
Schelpkleur: Grijswit, met een geelbruine opperhuid. Op de top zit
bij levende exemplaren soms lichtbruine aanslag. Vanuit de top lopen
vaak radiale, stralende grijze of licht oranje kleurbanden. De
binnenkant is sterk parelmoerachtig iriserend.
Schelpvorm: Stevige, glanzende, driehoekige schelpjes. De kleppen gapen niet. Wanneer de achterrand verticaal wordt gehouden, is de bovenkant rondom het horizontale vlak gebogen. Aan de bovenkant bevindt zich een lancetvormig maantje, aan de achterzijde een ovaal rugveld.
Sculptuur: Gladde schelpjes met duidelijke groeilijnen die doorkruist worden door microscopische radiaire groefjes.
Slot: Taxodont, met aan de voorkant een rij van 20-30 en aan de achterkant 10-14 tandjes. Ligament inwendig in een driehoekige ligamentgroeve.
Binnenzijde schelp: Mantellijn zonder bocht. Onderrand gecrenuleerd (gekarteld). | | Langs vrijwel de gehele Atlantische kust, van Noorwegen in het noorden tot Angola in het zuiden. Ook in de Middellandse Zee. Op het NCP is de soort algemeen bekend van de Oestergronden.
Op het strand: Meldingen van deze soort uit aangespoeld materiaal zijn zeer schaars. Het betreft vrijwel zonder uitzondering fragmenten en lege (oude) schelpen. De soort spoelt slechts uiterst zelden vers aan. | Mariene soort. De dieren leven zeer ondiep ingegraven in de toplaag van slibhoudende bodems en fijnzandige sedimenten. Ze hebben tot lange tasters uitgegroeide mantelflappen, waarmee ze algenmateriaal en detritus uit de toplaag van het sediment verzamelen en naar de mond transporteren. Geen echte sifonen. De dieren zijn van gescheiden geslacht. Voortplanting in voorjaar en zomer. Larvenstadium van hoogstens enkele dagen. Het zijn relatief langzaam groeiende dieren. Leeftijd:3-5 jaar. | | 140589 | Soortenalbum | Nederland | Zoutwater | SMP|ANM |