Search
Search

Flora en Fauna soorteninformatie

 
Zoeken
 
 
Zoeken


Gebied
Biotoop
Project

 
   
 
Groepen
 
 
Sponzen
Neteldieren
Ribkwallen
Ringwormen
Borstelwormen
Hoefijzerwormen
Snoerwormen
Kelkwormen
Platwormen
Weekdieren
Zeespinnen
Kreeftachtigen
Mosdiertjes
Stekelhuidigen
Zakpijpen
Vissen
Reptielen
Zoogdieren
Vaatplanten
Roodwieren
Groenwieren
Bruinwieren
Zeevogels
 
   
 
Soorten
 
 
Data pager
Data pager
Page size:
PageSizeComboBox
select
 1221 items in 62 pages
ZoekbeeldKenmerken
 
               
Data pager
Data pager
Page size:
PageSizeComboBox
select
 1221 items in 62 pages
Breedgeribde venusschelp
Clausinella fasciata


Lees verder...
Breedgeribde venusschelp
Clausinella fasciata
Mariene tweekleppige. Tot 25 mm. Crèmewit, lichtroze tot diep paarsbruin. Meestal met een aantal vanuit de top stralende donkerpaarse of oranjebruine kleurbanden, afgewisseld met een patroon van V-vormige zigzagstrepen. Stevig, driehoekig. Top omgebogen. Oppervlak met onregelmatige, brede concentrische ribben, afgewisseld door smallere. De ribben kunnen breed en plat zijn, maar ook smaller en hoger, soms min of meer lamelvormig. Spitse mantelbocht. Onderrand niet gecreneleerd. Noordzee, ver van de kust. Spoelt zelden of nooit vers aan. Wel fossiel (Waddeneilanden).

Lees verder...
Clausinella fasciataMariene tweekleppige. Tot 25 mm. Crèmewit, lichtroze tot diep paarsbruin. Meestal met een aantal vanuit de top stralende donkerpaarse of oranjebruine kleurbanden, afgewisseld met een patroon van V-vormige zigzagstrepen. Stevig, driehoekig. Top omgebogen. Oppervlak met onregelmatige, brede concentrische ribben, afgewisseld door smallere. De ribben kunnen breed en plat zijn, maar ook smaller en hoger, soms min of meer lamelvormig. Spitse mantelbocht. Onderrand niet gecreneleerd. Noordzee, ver van de kust. Spoelt zelden of nooit vers aan. Wel fossiel (Waddeneilanden).

Afmetingen: L. tot 25 mm, H. tot 25 mm.
Schelpkleur: Crèmewit, oranjegeel, lichtroze tot diep paarsbruin. Meestal met een aantal vanuit de top stralende donkerpaarse of oranjebruine kleurbanden, afgewisseld met een patroon van V-vormige zigzagstrepen.
Schelpvorm: Stevig, driehoekig. Top sterk omgebogen.
Sculptuur: Oppervlak met onregelmatige, brede concentrische ribben, afgewisseld door smallere. Het aantal ribben is altijd veel geringer dan bij de (gewone) Venusschelp. De ribben kunnen breed en plat zijn, maar ook smaller en hoger, soms min of meer lamelvormig.
Slot:  Heterodont slot, bestaat uit drie cardinale tanden in beide kleppen.
Binnenzijde schelp:
Spitse mantelbocht. Onderrand niet gecreneleerd.

Dier: Sifonen kort, grotendeels samengegroeid, alleen aan het uiteinde los. Uiteinden met franjevormige tentakelkrans. Lichaamskleur: wit of roze met witte vlekken.

 Vanaf de Lofoten tot de Atlantische kust van Marokko, de Canarische Eilanden en in de Middellandse Zee. Weinig gemeld uit het Nederlandse deel van de Noordzee. (Onder andere opgevist op de Doggersbank). Uit bodembemonsteringen zijn alleen enkele waarnemingen bekend uit het uiterste noordwesten van het NCP.De dieren leven ondiep ingegraven in een grove zand- of grindbodem, vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot diepten van ruim 180 m. Filteraars. Dieren van gescheiden geslacht. Voortplanting tussen februari-november. De dieren produceren relatief weinig eieren (met dooiervulling). Leeftijd: 3-4 jaar. 141909SoortenalbumNederlandZoutwaterSMP|ANM
Breedkop-harlekijnslak
Polycera faeroensis


Lees verder...
Breedkop-harlekijnslak
Polycera faeroensis
Zeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.

Lees verder...
Polycera faeroensisZeenaaktslak. Tot 45 mm. Een meestal plompe of gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.

Afmetingen: Lengte tot 45 mm.
Kleur: Het lichaam is halfdoorschijnend wit, met helder geel of oranje op de uiteinden van alle aanhangsels. Op de rug en staart is in tegenstelling tot de Harlekijnslak geen pigment aanwezig. Sommige exemplaren kunnen zwart pigment hebben, dit is echter van Nederlandse exemplaren niet bekend.
Vorm: Plompe, vaak gezwollen slak met twee korte mondtentakels en 6-12 (meestal 8) gele tot oranje vingervormige kopuitsteeksels die voor de gelamelleerde rhinoforen staan. Halverwege kop en staart zit de kieuwkrans met 5-8 korte enkelvoudig geveerde kieuwen. Karakteristieke exemplaren met aan weerszijden van de kieuwkrans twee breed afgeplatte papillen.

Eieren: De eieren vormen een 2-3 mm. breed wit lint, met een lengte van ongeveer 30 mm., bestaande uit anderhalve winding of minder.

 Typisch West-Europese soort, oorspronkelijk beschreven van de Faeröer-Eilanden. Momenteel bekend uit het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan tot het zuidelijke deel van Spanje. In Nederland waargenomen tijdens de Doggersbank-expeditie 2011, op een diepte van 30 m. In de jaren 90 is de soort ook waargenomen ten noorden van Ameland en Schiermonnikoog. 
- Verspreiding breedkop-harlekijnslak in Nederland uit de verspreidingsatlas

Overwegend op hard substraat, in ondiep water op plekken waar het voedsel voorkomt. Typische exemplaren voeden zich met struikvormige mosdiertjes zoals Cellepora pumicosa, Bugula plumosa en Crisia denticulata. De soort voedt zich in tegenstelling tot de Harlekijnslak niet met kortstvormende mosdiertjes.De dieren leven hoogstens een jaar, meestal veel korter.

 140834SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis


Lees verder...
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis
<p>Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo&#39;s. Tot 3 cm hoog.</p>

Lees verder...
Clavelina lepadiformis

Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo's. Tot 3 cm hoog.

Doorschijnend wit of roze.

 

Oosterschelde en Noordzee.

Waarneming.nl: Bretelzakpijp.

In de Oosterschelde in de haven van Burghsluis te vinden. 

Waarneming.nl: Bretelzakpijp.

103552

SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis


Lees verder...
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis
<p>Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo&#39;s. Tot 3 cm hoog.</p>

Lees verder...
Clavelina lepadiformis

Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo's. Tot 3 cm hoog.

Doorschijnend wit of roze.

 

Oosterschelde en Noordzee.

Waarneming.nl: Bretelzakpijp.

In de Oosterschelde in de haven van Burghsluis te vinden. 

Waarneming.nl: Bretelzakpijp.

103552

SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis


Lees verder...
Bretel-zakpijp
Clavelina lepadiformis
<p>Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo&#39;s. Tot 3 cm hoog.</p>

Lees verder...
Clavelina lepadiformis

Mariene groepsvormende zakpijp. Losse groepjes van zakpijpen. De zakpijp is doorzichtig met witte lijnen in het lichaam en dubbele lijnen rond de sifo's. Tot 3 cm hoog.

Doorschijnend wit of roze.

 

Oosterschelde en Noordzee.

Waarneming.nl: Bretelzakpijp.

In de Oosterschelde in de haven van Burghsluis te vinden. 

Waarneming.nl: Bretelzakpijp.

103552

SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Brokkelster
Ophiothrix fragilis


Lees verder...
Brokkelster
Ophiothrix fragilis
<p>Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan. </p>

Lees verder...
Ophiothrix fragilis

Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan.

Afmetingen: Het lichaam zonder armen is 2 cm in doorsnede. De armen kunnen een lengte bereiken van circa 8 cm.
Kleur: De kleur is zeer variabel. Vaak met een bruingrijze centrale plaat, aan de onderzijde en op het midden van de armen feller gekleurd, met o.a. roodbruine en gele lichte en donkere banden op de armen. De centrale plaat kan ook meerkleurig zijn en heeft meestal andere kleuren dan de armen. Egale  dieren komen echter ook voor.
Vorm: Het dier bestaat uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf lange armen, bezet met lange stekeltjes. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan om plankton te vangen.
Armen: De armen zijn volledig bezet met lange stekeltjes, waardoor ze een harig aanzien krijgen. De armen zijn niet vergroeid met de vijfhoekige centrale plaat.

 Atlantische Oceaan vanaf de Lofoten en IJsland tot in de Middellandse Zee, de Azoren en langs de kust van West-Afrika tot Kaap de Goede Hoop. In Nederland vaak massaal in de Oosterschelde en plaatselijk langs de Noordzeekust.

De Brokkelster is te vinden van het intergetijdengebied tot grote diepten. De dieren leven op en tussen allerlei substraat. Vooral op rotsen, stenen, wieren, ook tussen sponzen en op zachte bodems. Algemeen, vooral na zachte winters. Waar veel stroming staat kunnen ze massaal voorkomen. De dieren liggen dan in dikke plakkaten op elkaar. Vaak steken de armen in de stroming omhoog, om zo plankton te vangen. Op plaatsen met weinig stroming komt de Brokkelster ook voor, maar hier zijn ze veel minder algemeen en zitten ze vaker verscholen tussen het substraat. Brokkelsterren zijn zeer fragiel, waardoor armen makkelijk afbreken. Daar komt ook de naam vandaan. Temperatuursgevoelige soort: strenge winters overleven ze vaak niet.

 125131SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|LIMP
Brokkelster
Ophiothrix fragilis


Lees verder...
Brokkelster
Ophiothrix fragilis
<p>Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan. </p>

Lees verder...
Ophiothrix fragilis

Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan.

Afmetingen: Het lichaam zonder armen is 2 cm in doorsnede. De armen kunnen een lengte bereiken van circa 8 cm.
Kleur: De kleur is zeer variabel. Vaak met een bruingrijze centrale plaat, aan de onderzijde en op het midden van de armen feller gekleurd, met o.a. roodbruine en gele lichte en donkere banden op de armen. De centrale plaat kan ook meerkleurig zijn en heeft meestal andere kleuren dan de armen. Egale  dieren komen echter ook voor.
Vorm: Het dier bestaat uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf lange armen, bezet met lange stekeltjes. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan om plankton te vangen.
Armen: De armen zijn volledig bezet met lange stekeltjes, waardoor ze een harig aanzien krijgen. De armen zijn niet vergroeid met de vijfhoekige centrale plaat.

 Atlantische Oceaan vanaf de Lofoten en IJsland tot in de Middellandse Zee, de Azoren en langs de kust van West-Afrika tot Kaap de Goede Hoop. In Nederland vaak massaal in de Oosterschelde en plaatselijk langs de Noordzeekust.

De Brokkelster is te vinden van het intergetijdengebied tot grote diepten. De dieren leven op en tussen allerlei substraat. Vooral op rotsen, stenen, wieren, ook tussen sponzen en op zachte bodems. Algemeen, vooral na zachte winters. Waar veel stroming staat kunnen ze massaal voorkomen. De dieren liggen dan in dikke plakkaten op elkaar. Vaak steken de armen in de stroming omhoog, om zo plankton te vangen. Op plaatsen met weinig stroming komt de Brokkelster ook voor, maar hier zijn ze veel minder algemeen en zitten ze vaker verscholen tussen het substraat. Brokkelsterren zijn zeer fragiel, waardoor armen makkelijk afbreken. Daar komt ook de naam vandaan. Temperatuursgevoelige soort: strenge winters overleven ze vaak niet.

 125131SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|LIMP
Brokkelster
Ophiothrix fragilis


Lees verder...
Brokkelster
Ophiothrix fragilis
<p>Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan. </p>

Lees verder...
Ophiothrix fragilis

Zeester. Mariene soort, bestaande uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf dunne lange gestekelde armen. Schijf tot 2 cm, armen tot ca 8 cm. Variabel van kleur, met vaak een bruingrijze centrale plaat en op de armen o.a. roodbruine en gele banden. Leeft op en tussen allerlei bodemsubstraat op harde en zachte bodems. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan.

Afmetingen: Het lichaam zonder armen is 2 cm in doorsnede. De armen kunnen een lengte bereiken van circa 8 cm.
Kleur: De kleur is zeer variabel. Vaak met een bruingrijze centrale plaat, aan de onderzijde en op het midden van de armen feller gekleurd, met o.a. roodbruine en gele lichte en donkere banden op de armen. De centrale plaat kan ook meerkleurig zijn en heeft meestal andere kleuren dan de armen. Egale  dieren komen echter ook voor.
Vorm: Het dier bestaat uit een vijfhoekige centrale plaat met vijf lange armen, bezet met lange stekeltjes. De armen kunnen omhoog gericht in de stroming staan om plankton te vangen.
Armen: De armen zijn volledig bezet met lange stekeltjes, waardoor ze een harig aanzien krijgen. De armen zijn niet vergroeid met de vijfhoekige centrale plaat.

 Atlantische Oceaan vanaf de Lofoten en IJsland tot in de Middellandse Zee, de Azoren en langs de kust van West-Afrika tot Kaap de Goede Hoop. In Nederland vaak massaal in de Oosterschelde en plaatselijk langs de Noordzeekust.

De Brokkelster is te vinden van het intergetijdengebied tot grote diepten. De dieren leven op en tussen allerlei substraat. Vooral op rotsen, stenen, wieren, ook tussen sponzen en op zachte bodems. Algemeen, vooral na zachte winters. Waar veel stroming staat kunnen ze massaal voorkomen. De dieren liggen dan in dikke plakkaten op elkaar. Vaak steken de armen in de stroming omhoog, om zo plankton te vangen. Op plaatsen met weinig stroming komt de Brokkelster ook voor, maar hier zijn ze veel minder algemeen en zitten ze vaker verscholen tussen het substraat. Brokkelsterren zijn zeer fragiel, waardoor armen makkelijk afbreken. Daar komt ook de naam vandaan. Temperatuursgevoelige soort: strenge winters overleven ze vaak niet.

 125131SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|LIMP
Bron-blaashoren
Physa fontinalis


Lees verder...
Bron-blaashoren
Physa fontinalis
Zoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.

Lees verder...
Physa fontinalisZoetwater-huisjesslak. Tot 12 mm. Lichtbruin, glanzend, het dier is door de wand zichtbaar. Linksgewonden huisje. Geen navel. Alleen vage groeilijntjes. Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.Afmetingen: H tot 12, B tot 7 mm.
Schelpkleur: Lichtbruin of hoornbruin, glanzend, doorschijnend: het dier is door de wand zichtbaar.
Schelpvorm:
Linksgewonden huisje met 4-5 bolle windingen. De laatste is sterk opgeblazen en neemt 3/4 van de totale hoogte in. De top is  stomp, de voorgaande windingen zijn afgerond en steken maar weinig boven de lichaamswinding uit. De mondopening is scherp en niet of nauwelijks verdikt. Geen navel. Geen afsluitplaatje (operculum) in de mond.
Sculptuur: Geen sculptuur, alleen vage groeilijntjes.
Dier: Bij het kruipende dier zijn de mantelflappen als vingers om de schelp heengeslagen.
 Algemeen in het hele land, het minst bekend uit Zeeland.

Bron-blaashoren, Phyta fontinalis, ANEMOON verspreidingsatlas Weekdieren.
Leeft vooral in stilstaande en zwak bewogen wateren met veel plantengroei. Kan enige vervuiling en verzilting verdragen. 248248SoortenalbumNederlandZoetwaterMOO
Bruine plooislak
Goniodoris castanea


Lees verder...
Bruine plooislak
Goniodoris castanea
Zeenaaktslak. Tot 25-30 mm. Vrij brede soort. Aan de achterkant uitlopend in een puntige staart. Op de rug een grote kieuwkrans met 5-9 kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels. Zijkanten van de rug met een huidplooi (mantelrand) tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Vrij zeldzaam. Oosterschelde, Westerscheldemonding en Grevelingen.

Lees verder...
Goniodoris castaneaZeenaaktslak. Tot 25-30 mm. Vrij brede soort. Aan de achterkant uitlopend in een puntige staart. Op de rug een grote kieuwkrans met 5-9 kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels. Zijkanten van de rug met een huidplooi (mantelrand) tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Vrij zeldzaam. Oosterschelde, Westerscheldemonding en Grevelingen.

Afmetingen: De lengte is maximaal 25-30 mm.
Kleur: De dieren zijn meestal roodbruin, soms grijsbruin tot bijna helemaal wit, met lichte knobbels. Ze zijn doorgaans zo goed gecamoufleerd dat ze bij afwezigheid van eieren nauwelijks te vinden zijn.
Vorm: Vrij brede soort. De achterkant van het lichaam loopt uit in een puntige staart. Iets achter het midden van de rug 5-9 kieuwen in een grote kieuwkrans. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Aan de zijkanten van de rug loopt een huidplooi (mantelrand) van voor de reuksprieten tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels.
Eieren: Een brede band met 2 tot 3 windingen, cirkelvormig afgezet met de smalle zijde op de ondergrond. De ondergrond kan behalve uit hard substraat ook uit algen bestaan, zoals Iers mos Chondrus crispus.

Video: Bruine plooislak.

 Cosmopolitische soort, onder andere bekend uit Suez, Japan en Nieuw-Zeeland. In Europa vanaf de westkust van Zweden en de zuidkustvan Noorwegen, via de Britse Eilanden tot in de Middellandse Zee. In Nederland vrij zeldzaam, tot op heden alleen in Zeeland aangetroffen (Oosterschelde, mond Westerschelde, Grevelingen).

De Bruine plooislak leeft op hard substraat, van de laagwaterlijn tot ongeveer 10 meter diepte. Het voedsel bestaat uit de kolonie-vormende zakpijp Gesterde geleikorst Botryllus schlosseri en de Slingerzakpijp Botrylloides cf. violaceus.

Volwassen dieren, en hun eieren, zijn voornamelijk in de nazomer en herfst (augustus-oktober) te verwachten, bij uitzondering tot in december.140032SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Bruine plooislak
Goniodoris castanea


Lees verder...
Bruine plooislak
Goniodoris castanea
Zeenaaktslak. Tot 25-30 mm. Vrij brede soort. Aan de achterkant uitlopend in een puntige staart. Op de rug een grote kieuwkrans met 5-9 kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels. Zijkanten van de rug met een huidplooi (mantelrand) tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Vrij zeldzaam. Oosterschelde, Westerscheldemonding en Grevelingen.

Lees verder...
Goniodoris castaneaZeenaaktslak. Tot 25-30 mm. Vrij brede soort. Aan de achterkant uitlopend in een puntige staart. Op de rug een grote kieuwkrans met 5-9 kieuwen. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels. Zijkanten van de rug met een huidplooi (mantelrand) tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Vrij zeldzaam. Oosterschelde, Westerscheldemonding en Grevelingen.

Afmetingen: De lengte is maximaal 25-30 mm.
Kleur: De dieren zijn meestal roodbruin, soms grijsbruin tot bijna helemaal wit, met lichte knobbels. Ze zijn doorgaans zo goed gecamoufleerd dat ze bij afwezigheid van eieren nauwelijks te vinden zijn.
Vorm: Vrij brede soort. De achterkant van het lichaam loopt uit in een puntige staart. Iets achter het midden van de rug 5-9 kieuwen in een grote kieuwkrans. Rhinoforen gelamelleerd, tentakels lang. Aan de zijkanten van de rug loopt een huidplooi (mantelrand) van voor de reuksprieten tot net achter de kieuwen. Over het midden van de rug en de staart loopt een duidelijke opstaande huidplooi. Verspreid over het lichaam staan huidknobbels.
Eieren: Een brede band met 2 tot 3 windingen, cirkelvormig afgezet met de smalle zijde op de ondergrond. De ondergrond kan behalve uit hard substraat ook uit algen bestaan, zoals Iers mos Chondrus crispus.

Video: Bruine plooislak.

 Cosmopolitische soort, onder andere bekend uit Suez, Japan en Nieuw-Zeeland. In Europa vanaf de westkust van Zweden en de zuidkustvan Noorwegen, via de Britse Eilanden tot in de Middellandse Zee. In Nederland vrij zeldzaam, tot op heden alleen in Zeeland aangetroffen (Oosterschelde, mond Westerschelde, Grevelingen).

De Bruine plooislak leeft op hard substraat, van de laagwaterlijn tot ongeveer 10 meter diepte. Het voedsel bestaat uit de kolonie-vormende zakpijp Gesterde geleikorst Botryllus schlosseri en de Slingerzakpijp Botrylloides cf. violaceus.

Volwassen dieren, en hun eieren, zijn voornamelijk in de nazomer en herfst (augustus-oktober) te verwachten, bij uitzondering tot in december.140032SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Bruine zeevinger
Alcyonidium diaphanum


Lees verder...
Bruine zeevinger
Alcyonidium diaphanum
Kolonievormende mariene soort. Vormt een rechtopstaande kolonie die tot 50 cm lang kan worden. De opgerichte delen zijn versmald aan hun basis. De gemiddelde lengte van een kolonie is 15 centimeter. De zeevinger ontstaat uit een korstvormend gedeelte dat zich op hard substraat vasthecht.&nbsp;

Lees verder...
Alcyonidium diaphanumKolonievormende mariene soort. Vormt een rechtopstaande kolonie die tot 50 cm lang kan worden. De opgerichte delen zijn versmald aan hun basis. De gemiddelde lengte van een kolonie is 15 centimeter. De zeevinger ontstaat uit een korstvormend gedeelte dat zich op hard substraat vasthecht. 

Grootte: Gemiddeld 15 cm.
Vorm: Oppervlakte is glad met knobbels.
Kleur: Bruin.
Overig: Stevig en geleiachtig. 

  Groeit op stenen en schelpen. 111597SoortenalbumNederland SMP
Bruine zeevinger
Alcyonidium diaphanum


Lees verder...
Bruine zeevinger
Alcyonidium diaphanum
Kolonievormende mariene soort. Vormt een rechtopstaande kolonie die tot 50 cm lang kan worden. De opgerichte delen zijn versmald aan hun basis. De gemiddelde lengte van een kolonie is 15 centimeter. De zeevinger ontstaat uit een korstvormend gedeelte dat zich op hard substraat vasthecht.&nbsp;

Lees verder...
Alcyonidium diaphanumKolonievormende mariene soort. Vormt een rechtopstaande kolonie die tot 50 cm lang kan worden. De opgerichte delen zijn versmald aan hun basis. De gemiddelde lengte van een kolonie is 15 centimeter. De zeevinger ontstaat uit een korstvormend gedeelte dat zich op hard substraat vasthecht. 

Grootte: Gemiddeld 15 cm.
Vorm: Oppervlakte is glad met knobbels.
Kleur: Bruin.
Overig: Stevig en geleiachtig. 

  Groeit op stenen en schelpen. 111597SoortenalbumNederland SMP
Bruine zoetwaterpoliep
Hydra oligactis


Lees verder...
Bruine zoetwaterpoliep
Hydra oligactis
Hydropoliep. Zoetwater soort. 0,6 - 1,5 cm. De poliep heeft lange tentakels. De soort hecht zich vast op waterplanten.&nbsp;

Lees verder...
Hydra oligactisHydropoliep. Zoetwater soort. 0,6 - 1,5 cm. De poliep heeft lange tentakels. De soort hecht zich vast op waterplanten.      290145SoortenalbumNederlandZoetwaterMOO
Bruingevlekte spookkreeft
Caprella equilibra


Lees verder...
Bruingevlekte spookkreeft
Caprella equilibra
Mannetjes tot 22 mm, vrouwtjes tot 12 mm. Geelwit doorschijnend, vaak met oranje vlekken. Oog zwart, rondom soms roodoranje. Staafvormig, slank, gesegmenteerd lichaam. Twee paar kopantennes, die overgaan in een gesegmenteerde spriet (flagellum). Eerste antennepaar ongeveer even lang als de halve lichaamslengte, spriet met tot 15 segmenten. Tweede antennes een vijfde tot hoogstens een derde van lichaamslengte, met twee segmenten. Onderzijde tweede antennepaar met lange haren. Lichaam (rugzijde) glad, op soms wat gepaarde knobbels op segment 5 na. Kop glad en plat. Scharen van het subchelate type (klapscharen). Eerste paar schaarpoten (Gnathopoda), met kleine scharen, elk met op de propodus twee korte grijpstekels en een hoekige gifstekel. Randen van propodus fijn gekarteld. Scharen van tweede paar schaarpoten groter, met lange gebogen puntige dactylus en grote gifstekel binnenin op de propodus. De palm is behaard. Basis van schaar zeer kort en stevig. Geen poten aan middelste segmenten, wel ovale, flapvormige kieuwblaasjes. Bij vrouwtjes zit onder de buiksegmenten de broedbuidel, omgeven door twee buikplaten. Aan het achterlijf meerdere korte poten en twee zeer lange (pereiopoda 6 en 7), met 2 korte grijpstekls en eindigend in een kromme dactylus.

Lees verder...
Caprella equilibraMannetjes tot 22 mm, vrouwtjes tot 12 mm. Geelwit doorschijnend, vaak met oranje vlekken. Oog zwart, rondom soms roodoranje. Staafvormig, slank, gesegmenteerd lichaam. Twee paar kopantennes, die overgaan in een gesegmenteerde spriet (flagellum). Eerste antennepaar ongeveer even lang als de halve lichaamslengte, spriet met tot 15 segmenten. Tweede antennes een vijfde tot hoogstens een derde van lichaamslengte, met twee segmenten. Onderzijde tweede antennepaar met lange haren. Lichaam (rugzijde) glad, op soms wat gepaarde knobbels op segment 5 na. Kop glad en plat. Scharen van het subchelate type (klapscharen). Eerste paar schaarpoten (Gnathopoda), met kleine scharen, elk met op de propodus twee korte grijpstekels en een hoekige gifstekel. Randen van propodus fijn gekarteld. Scharen van tweede paar schaarpoten groter, met lange gebogen puntige dactylus en grote gifstekel binnenin op de propodus. De palm is behaard. Basis van schaar zeer kort en stevig. Geen poten aan middelste segmenten, wel ovale, flapvormige kieuwblaasjes. Bij vrouwtjes zit onder de buiksegmenten de broedbuidel, omgeven door twee buikplaten. Aan het achterlijf meerdere korte poten en twee zeer lange (pereiopoda 6 en 7), met 2 korte grijpstekls en eindigend in een kromme dactylus.  

In Nederland in de Westerschelde.

Zie waarneming.nl van 1900 - 2017: Bruingevlekte spookkreeft.
Zie verspreidingsatlas.nl: Bruingevlekte spookkreeft.

  101830SoortenalbumNederlandZoutwaterLIMP
Bruinvis
Phocoena phocoena


Lees verder...
Bruinvis
Phocoena phocoena
<p>Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep.</p>

Lees verder...
Phocoena phocoena

Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep.

Afmetingen: 1,35 m - 1,90 m.
Gewicht: tot 75 kg
Geluid: Bruinvissen kunnen een knorrend geluid maken. Bovendien maken ze gebruik van echolocatie, zowel om zich te oriënteren als om voedsel te vinden. Met hun sonar kunnen ze zelfs vissen ontdekken die zich in het zand hebben ingegraven. Het geluid dat bruinvissen maken tijdens het uitademen wordt door sommigen omschreven als een ‘plof’, door anderen als een ‘nies’.

 

  

Leeft voornamelijk in relatief ondiep water. Zwemt het meest van alle walvisachtigen rivieren op. Bruinvissen leven meestal solitair, in paren (moeder en jong) of in kleine groepen van 3 tot 5 dieren. Soms wordt gezamenlijk gejaagd; grotere groepen worden meestal daarom steeds in nabijheid van scholen vis gezien. 

 137117SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Bruinvis
Phocoena phocoena


Lees verder...
Bruinvis
Phocoena phocoena
<p>Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep.</p>

Lees verder...
Phocoena phocoena

Zeezoogdier. Lengte tot 1,80. De kleinste walvisachtige in de Europese wateren. De dieren zijn vrij plomp en hebben een stompe, afgeronde kop, zonder uitstekende snuit. De donkergrijze tot zwarte rug gaat via en vlekkerige of egaal grijze flank over in een witte buik. Het staartstuk is geheel zwart. De vrij kleine, driehoekige, brede rugvin is niet naar achteren gebogen en staat midden op de rug. De flippers zijn donker, kort en afgerond. Van de flippers naar de mondhoek loopt een smalle streep.

Afmetingen: 1,35 m - 1,90 m.
Gewicht: tot 75 kg
Geluid: Bruinvissen kunnen een knorrend geluid maken. Bovendien maken ze gebruik van echolocatie, zowel om zich te oriënteren als om voedsel te vinden. Met hun sonar kunnen ze zelfs vissen ontdekken die zich in het zand hebben ingegraven. Het geluid dat bruinvissen maken tijdens het uitademen wordt door sommigen omschreven als een ‘plof’, door anderen als een ‘nies’.

 

  

Leeft voornamelijk in relatief ondiep water. Zwemt het meest van alle walvisachtigen rivieren op. Bruinvissen leven meestal solitair, in paren (moeder en jong) of in kleine groepen van 3 tot 5 dieren. Soms wordt gezamenlijk gejaagd; grotere groepen worden meestal daarom steeds in nabijheid van scholen vis gezien. 

 137117SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Bruinwier
Ochrophyta


Lees verder...
Bruinwier
Ochrophyta


Lees verder...
Ochrophyta      345465SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO|LIMP|SMP
Buikstreepnemertijn
Tubulanus superbus


Lees verder...
Buikstreepnemertijn
Tubulanus superbus
<p>Snoerworm. Mariene soort. Zeer lange worm, tot 75-80 cm en 5 mm in diameter. Glanzend lichtbruin tot kastanjebruine huid, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen, waaronder een lengtestreep op de buik. Nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend. Meestal in dieper water, deels ingegraven onder stenen op een zachte bodem. Scheiden slijm af. Nu en dan in de Oosterschelde.</p>

Lees verder...
Tubulanus superbus

Snoerworm. Mariene soort. Zeer lange worm, tot 75-80 cm en 5 mm in diameter. Glanzend lichtbruin tot kastanjebruine huid, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen, waaronder een lengtestreep op de buik. Nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend. Meestal in dieper water, deels ingegraven onder stenen op een zachte bodem. Scheiden slijm af. Nu en dan in de Oosterschelde.

Afmetingen: 75-80 cm lang, ca 5 cm in diameter.

 

Kleur: Huid glanzend lichtbruin tot kastanjebruin of meer roodbruin, met opvallende karakteristieke witte lengte- en breedtestrepen. Het onderscheidend kenmerk voor deze soort is een witte buikstreep. De eerste twee witte dwarsringen liggen ver uiteen, de overige staan dichter op elkaar.
Vorm: Zeer lange, nogal weke dieren die zich sterk kunnen samentrekken. Kop breder dan het lichaam, stomp afgerond, staart spits eindigend.

 

 

Zweden, de Britse eilanden, Frankrijk en de Middellandse Zee. In augustus 2008 voor het eerst in Nederland waargenoemen (Osterschelde bij Goes op een diepte van 24 meter). Mogelijk een met oesterimport verspreide soort.

Onder stenen, in zand, gravel of in rotsspleten vertoeven. Sublitoraal tot 80 meter of dieper. De dieren scheiden een slijmerige laag om zich heen af, waaraan kleine voorwerpen blijven kleven. Voortplanting rondom de Britse eilanden in de zomermaanden.

 

122639

SoortenalbumNederlandZoutwaterMOO
Bultrug
Megaptera novaeangliae


Lees verder...
Bultrug
Megaptera novaeangliae
Zeezoogdier. Middelgrote walvis. Tot ongeveer 17 meter lang. Baleinwalvissen zonder tanden, maar met baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit het water filteren. De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen. Die spuit recht omhoog. In de Noordzee de laatste 10 jaar vaker waargenomen. Vooral tussen oktober t/m maart. Let op grote zwemmende dieren die rechte waterfonteinen blazen en een blauwzwart gekleurde rug hebben met een klein gebogen rugvinnetje.

Lees verder...
Megaptera novaeangliaeZeezoogdier. Middelgrote walvis. Tot ongeveer 17 meter lang. Baleinwalvissen zonder tanden, maar met baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit het water filteren. De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen. Die spuit recht omhoog. In de Noordzee de laatste 10 jaar vaker waargenomen. Vooral tussen oktober t/m maart. Let op grote zwemmende dieren die rechte waterfonteinen blazen en een blauwzwart gekleurde rug hebben met een klein gebogen rugvinnetje.

Afmetingen: Tot ongeveer 17 meter lang.
Kleur: blauwzwart gekleurde rug. Onderzijde wit. [Nog nadere kleurkenmerken toevoegen].
Vorm: Bultruggen zijn middelgrote walvissen. Ze behoren tot de baleinwalvissen en hebben geen tanden (zoals orca's), maar baleinplaten met vezelige uitsteeksels, waarmee ze voedsel uit het water filteren.
Nadere kenmerken: De Bultrug staat bekend om de hoge sprongen uit het water en de goed zichtbare 'blow' van de waterfontein die ze uit het spuitgat blazen. Die spuit recht omhoog.

De Nederlandse naam komt van de vlezige 'bultige' uitstulping op de kleine rugvin. Die zie je vooral goed als ze voor een duik hun rug buigen.

 In de Noordzee wordt de bultrug de laatste 10 jaar vaker waargenomen. In 2015 zwom er een de Oosterschelde in en weer uit. Ook voor de kust (Kijkduin, Scheveningen, IJmuiden, Texel, Den Helder) zijn ze gezien. De beste tijd om een Bultrug te zien is van oktober t/m maart.Het voedsel bestaat uit krill - bepaalde zwemmende kreeftjes. Maar ze jagen ook op inktvis en allerlei vissoorten. Ze komen op veel manieren aan voedsel. Zo kunnen ze een prooi verlammen door met hun lange borstvinnen of sikkelvormige staart op het wateroppervlak te slaan, of met opengesperde bek door een school krill of vis te zwemmen. Bekend is verder het 'bubbelnet', waarbij meerdere bultruggen samen jagen en in een steeds kleinere cirkel rond prooidieren cirkelen, terwijl ze een gordijn van luchtbellen uit hun spuitgaten blazen. Ze maken ook allerlei geluiden, mannetjes zingen heel mooi tijdens het paarseizoen.  SoortenalbumNederland  
 
   
 
Instellingen
 
 


Kolommen
select
       
Indeling
select
        
Uiterlijk
select

Groepsnaam
select

Sortering groepsnaam
select



 
   

Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top