Search
Search

Soorten

Chileense zakpijp

Corella eumyota

Traustedt, 1882

Chileense zakpijp
Oosterschelde, Zeelandbrug, 04-06-2017 (bron: Valentin Engelbos)


Zoekbeeld

Grijsachtige, halfdoorzichtige mariene groepsvormende zakpijp met helder gestreepte oranje sipho's. De ovaal-eivormige individuen leven in groepen die aan elkaar zitten vastgegroeid. Meestal niet overgroeid door andere organismen. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De in- en uitstroomopening (siphonen) kunnen niet worden ingetrokken. Rond de 4 cm groot.



Te verwarren met

De Chileense zakpijp is, bij oppervlakkige beschouwing, qua vorm te verwarren met meerdere andere in onze wateren voorkomende zakpijpen. Verwarring is bijvoorbeeld mogelijk met soorten van de geslachten Molgula en Ascidiella. Ook verwarring met de wereldwijd eveneens invasieve soort Ciona intestinalis is mogelijk. Opvallend is de relatief lange instroomopening. Voor een zekere determinatie kan het echter desondanks noodzakelijk zijn het inwendige van de soort te bekijken. De stigmata (spleten) in de kieuwkorf van C. eumyota zijn gerangschikt in kleine spiralen (Brewin, 1946). Dit is anders bij de geslachten Ascidiella, Ciona en Molgula, hier zijn ze steeds gerangschikt in rechte rijen (Millar, 1970).

Kenmerken

Afmetingen: Gemiddeld 2-4 cm. Er zijn echter ook exemplaren bekend tot 8 cm. Kott (1969) noemt zelfs een 15 cm groot Antarctisch exemplaar.
Kleur:
De meeste exemplaren zijn grijsachtig, halfdoorzichtig van kleur, met bij de sifo’s een soms helder oranje tekening die uit stipjes en/of streepjes bestaat. (Vandaar de soms gebruikte Engelse naam, zie bij opmerkingen). Vaak heeft de soort echter ook een oranje, bruine of gele waas. De darm is gewoonlijk door de mantelhuid zichtbaar en loopt vanaf de onderzijde rechtstreeks naar de uitstroomopening.
Vorm:
C. eumyota is erg variabel van uiterlijk. Dat maakt herkenning in het veld soms moeilijk. De soort komt het meest voor in dichte groepen; de individuen leven dan, zoals veel zakpijpen, op en aan elkaar vastgegroeid. Het lichaam is meestal rond of ovaal-eivormig en zijdelings afgeplat. Er is een duidelijke gescheiden in- en uitstroomopening (siphonen). Deze kunnen niet worden ingetrokken. De instroomsipho zit aan de bovenzijde en is opvallend langgerekt. De uitstroomsipho staat meestal in een rechte hoek op de zijkant van de zakpijp, op een derde tot de helft van de lichaamslengte. Volgens de literatuur (o.a. Brewin, 1946) zou de instroomopening 8 lobben en de uitstroomopening 6 lobben tellen. Ligthart telde bij Nederlandse exemplaren echter respectievelijk steeds 7 en 5 lobben (Ligthart, 2007).
Sculptuur:
In veel gevallen, maar niet altijd, ziet de zakpijp er glad en schoon uit omdat sprake is van weinig aangroeiing door andere organismen.


Habitat en ecologie

De Chileense zakpijp is feitelijk een solitaire soort, die bij voorkeur met de rechterzijde plat op het substraat ligt. Vanwege de extensieve mate van voortplanting en het feit dat het larvaal stadium zeer kort is en jonge individuen zich meestal in de directe omgeving van de ouderdieren vestigen, onstaan vaak grote aaneengegroeide groepen die hele oppervlakken bedekken. Deze zakpijp is, zoals gebleken is uit laboratoriumproeven (Dupont et. al., 2007) in staat tot zelfbevruchting. Gewoonlijk wordt de soort qua voortplanting getypeerd als hermafrodiete 'broeders'. Enkele duizenden embryo’s worden geovuleerd in de peribranchiale holte, waar ze samenkleven in een gelatineuze massa. Hier worden de larven na het uitkomen vastgehouden en pas losgelaten wanneer ze dusdanig volgroeid zijn dat ze in staat zijn zich direct op een harde ondergrond te vestigen (Lambert, 2004). De dieren prefereren kalm water met weinig stroming, waar ze zich vasthechten aan steigers, palen, touwen en drijvende voorwerpen, meestal vlak onder de laagwaterlijn. Er zijn echter ook vondsten bekend uit de getijdenzone zelf, op stenen (Brewin, 1946), terwijl de soort eveneens bekend is van zachte bodems, op diepten van meer dan 10 meter, vastgehecht aan steentjes of schelpen (Varela, 2007).

Areaal en verspreiding

Een sterk invasieve exoot in grote delen van de wereld. In Nederland tot dusver voornamelijk bekend uit Zeeland. De soort is voor het eerst aangetroffen in maart 2007 in de jachthaven van Burghsluis op een ponton. Latere vondsten stammen eveneens uit Zeeland,  al is duidelijk dat lang niet alle waarnemers de soort herkennen en melden. Gezien de grote expantiedrift elders in Europa, is het vermoedelijk slechts en kwestie van tijd (en juiste determinatie!) of de soort ook elders langs de Nederlandse kust zal worden aangetroffen. Gericht onderzoek is daartoe aanbevolen.


Nadere informatie

Zakpijpen zijn vanwege hun vorm genoemd  naar een oudere benaming van de doedelzak. Het zijn manteldieren (Chordata), omgeven door een mantel, een taai omhulsel dat uit een soort cellulose bestaat. Er is gewoonlijk een in- en uitstroomopening te zien.

[Extra bij exoten: gegevens over invasiviteit en impact; situatie 2014]

Status in Nederland
Een reeds gevestigde, nog alleen locaal voorkomende, in potentie invasieve soort. Leeft autochtoon in Zeeland, in de Oosterschelde.

Oorsprong en introductie
Gebied van oorsprong:
Gematigde en subpolaire (koudere) regionen van het zuidelijk halfrond, Chili, Antarctica, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw Zeeland.
Leefwijze: Mariene habitats op hard substraat, Estuaria en kustgebied. Behalve op hard substraat in havens en tussen gecultiveerde tweekleppigen, is de soort uit Spanje ook al bekend van onverharde zeebodems.
Introductie en -wijze: De soort is waarschijnlijk meegelift met schepen (aangroei op scheepsromp) of via materiaal voor de aquacultuur (oesters, mossels). Eerste melding in 2007, in de Oosterschelde in Zeeland (Burghsluis). De Chileense zakpijp komt niet uit warme, maar juist koudere regionen. Vanwege het korte larvenstadium is de soort niet via een natuurlijke transportwijze in ons land terechtgekomen.

Impact
Belangrijkste factoren: Voedsel- en ruimteconcurrentie
Ecologische impact: Zakpijpen, met name invasieve soorten, kunnen andere soorten verdringen. Andere sessiele ongewervelden komen door de expansieve groei gemakkelijk in de verdrukking. De dieren concurreren met inheemse organismen qua voedsel en ruimte en kunnen ook voor een verminderde waterstroom zorgen (LeBlanc et al. 2003). In Spanje is het een belangrijke concurrent voor de inheemse fauna met betrekking tot ruimte en voedsel, andere soorten, zoals Ascidiella aspersa kunnen zich nog wel vestigen maar worden op sommige plaatsen geheel weggeconcurreerd (El Nagar et al., 2010).
Eventuele economische impact:
De Chileense zakpijp behoort tot de fouling-gemeenschappen bij o.a. de mosselhangcultures en andere mossel- en oesterkweekgebieden. De dieren vormen dichte klompen op allerlei substraat. Lambert (2004) voorspelt dat de soort een probleem in de Europese aquacultuur wordt, met name voor op kweekpercelen en cultures van mossels en oesters.

Mate van invasiviteit
Vooral vanwege het feit dat de soort de capaciteit heeft zich aan de hand van enkele exemplaren razendsnel uit te breiden en in West Europa, in zowel natuurlijke als kunstmatige habitats, en vaak in grote aantallen voorkomt, wordt de soort als een 'significant invasive species in Europe' gezien (El Nagar et al., 2010). Factoren die de invasiviteit bepalen zijn de snelle groei en het grote aanpassingsvermogen. De soort is hermafrodiet en in staat tot zelfbevruchting. De dieren zijn tolerant voor de lagere West-Europese temperaturen. Indien eenmaal ergens gevestigd, is het zeer waarschijnlijk dat C. eumyota zich snel uitbreid over een groot gebied.

Verspreiding en -snelheid
De soort is oorspronkelijk beschreven van Valparaiso, Chili (Traustedt, 1882). In 2002 werd de soort ontdekt bij Camaret-sur-Mer en Perros Guirec in Bretagne, op drijvende pontons (Lambert, 2004). Daarna volgden andere Europese landen, met in 2003 vondsten in noordwest Spanje (Varela, 2007) en elders op het Iberisch schiereiland, waaronder Portugal (El Nagar, Huys & Bishop, 2010). In 2004 was Groot Brittannië aan de beurt [Devon en Cornwall] (Arenas et al., 2006), gevolgd door Ierland in 2005 [zuid-westkust, zuid- en oostkust] (Minchin, 2007). Door Lighthart (2007) werden de eerste Nederlandse exemplaren gemeld van Burghsluis in de Oosterschelde. Op de betreffende locatie heeft de soort zich snel uitgebreid en is deze inmiddels algemeen In 2012 werd de Chileense zakpijp ook in de monding van de Oosterschelde gevonden (Neeltje Jans). Buiten de Oosterschelde zijn nog geen waarnemingen bekend. 


Literatuur

  • El Nagar, A., R. Huys & J. D. D. Bishop. Widespread occurrence of the Southern Hemisphere ascidian Corella eumyota Traustedt, 1882 on the Atlantic coast of Iberia Aquatic Invasions (2010) Volume 5, Issue 2: 169-173.
  • Varela M.M., S.S. de Matos-Pita, F. Ramil, A.A. Ramos-Esplá, 2008. New report of the Antarctic ascidian Corella eumyota (Tunicata: Ascidiacea) on the Galician coast (north-west Spain). Marine Biodiversity Records 1: e59.
  • Ligthart, M. 2007. Steekt Corella eumyota (Traustedt, 1882) (Chordata - Tunicata - Ascidiacea - Enterogona - Phlebobranchia - Corellidae - Corella) zijn hals uit in Nederland?. Het Zeepaard 67 (3) 85-89
  • Dupont, L., Viard, F., David, P. and Bishop, J. D. D. 2007. Combined effects of bottlenecks and selfing in populations of Corella eumyota, a recently introduced sea squirt in the English Channel. Diversity and Distributions 13 (6): 808-817.
  • Arenas F, J.D.D. Bishop, J.T. Carlton, P.J. Dyrynda, W.F. Farnham, D.J. Gonzalez, M.W. Jacobs, C. Lambert, G. Lambert, S.E. Nielsen, J.A. Pederson, J.S. Porter, S. Ward, & C.A. Wood, 2006. Alien species and other notable records from a rapid assessment survey of marinas on the south coast of  England. Journal of the Marine Biological Association of the United Kingdom 86: 1329-1337.
  • Lambert G ., 2004. The south temperate and Antarctic ascidian Corella eumyota reported in two harbours in northwestern France. Journal of the Marine Biological Association of the United Kingdom 84: 239-241.
  • LeBlanc, A.R, T. Landry & G. Miron, 2003. Fouling organisms of the blue mussel Mytilus edulis: their effect on nutrient uptake and release.Journal of Shellfish Research 22: 633-658.
  • Millar, R.H., 1970. British ascidians. Synopses of the British Fauna, (New Series) no. 1. Academic Press, London, 92 pp.

 


Code


Auteurs

[I. van Lente & R.H. de Bruyne, jan 2014/jun2015]

 



Categorieën:

Soorten, Zakpijpen

Commentaar

Chileense zakpijp Chileense zakpijp

Grafieken



Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top