Search
Search

Soorten

Amerikaanse boormossel

Petricolaria pholadiformis

(Lamarck, 1818)

Amerikaanse boormossel


Zoekbeeld

Mariene tweekleppige. Tot 75 mm. Geelwit, oudere exemplaren vaak bruingeel. Vrij stevige langgerekte schelp. Bovenrand niet omgeslagen. Vanuit de top stralende ribben, gekruist door groeilijnen, ribben deels met schubvormige uitsteeksels. Leeft in zelfgeboorde gaten in veen, hout, klei. Spoelt aan langs hele kust. In Slikgebieden soms in klei.

Te verwarren met

Witte boormossel Barnea candida. Die heeft echter een veel dunnere schelp, een omgeslagen bovenrand en binnenin onder de top een smal, lang, gebogen tandvormig uitsteeksel.

Kenmerken

Afmeting: 35 x 75 mm.
Schelpkleur:
Kalkwit of geelwit. Oudere exemplaren zijn vaak bruingeel verkleurd.
Schelpvorm:
Stevige, maar nogal dunschalige  langgerekte schelp. De bovenrand is niet omgeslagen. De top ligt ver buiten het midden, ongeveer op 4/5 van de achterrand.
Sculptuur:
Vanuit de top stralende ribben, gekruist door groeilijnen. De ribben in het gedeelte onder de top dragen duidelijke schubvormige uitsteeksels. Binnenzijde (mantellijn en spierindruksels): Mantellijn met een bocht.
Slot: Heterodont, met in de rechterklep 2 en in de linkerklep 3 cardinale tanden. Geen laterale tanden. Mantelbocht diep.

Dier: Voet kort. Sifonen los van elkaar, alleen aan de basis vergroeid, tot ca. 2 x de schelplengte. Aan de uiteinden tentakelkransjes. Lichaamskleur geelwit, sifonen crèmekleurig tot ivoorwit, aan de uiteinden donkere vlekken.


Habitat en ecologie

In de Noordzee voornamelijk levend in zelf geboorde gaten in matig hard tot vrij hard substraat in de zeebodem (veen, hout en kalksteen), vanaf de getijdenzone tot een diepte van ca. 15 m. Ook plaatselijk in slikgebieden ingegraven levend in stevige klei en in mosselbanken. Bij het boren worden mechanische bewegingen met de schelpkleppen gemaakt. De dieren zijn van gescheiden geslacht en op z’n vroegst geslachtsrijp aan het eind van het derde levensjaar. Eitjes en zaadcellen worden vrij in het water geloosd tussen juli en september. Tot 10 jaar oud.

Op het strand: Algemeen levend en als doublet in aangespoeld veen en wrakhout. Ook los aangespoeld, vanwege de sterke slotband vaak nog als doublet.


Areaal en verspreiding

Exoot. Oorspronkelijk langs de Amerikaanse oostkust,eind 19e eeuw geïntroduceerd langs de Britse zuidkust. Van daaruit werden de Europese en Afrikaanse kustwateren gekoloniseerd. Tegenwoordig van Zuid-Noorwegen tot Congo en in de Middellandse Zee. In Nederland overal waar veenbanken in de zeebodem blootgespoeld liggen. Verder in hout en zachte kalksteen, ‘los’ op mossel/oesterbanken en plaatselijk ingegraven in de klei- en slikbodem in de Waddenzee en Zeeland

Nadere informatie

[Extra bij exoten: gegevens over invasiviteit en impact; situatie 2014 (© ANEMOON) ]

Status in Nederland
Een gevestigde, algemeen voorkomende, invasieve soort. Leeft autochtoon in mariene milieus in de provincies Friesland, Groningen, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland.

Oorsprong en introductie
Gebied van oorsprong: Noordelijke Atlantische Oceaan; Noord-Amerika
Leefwijze: Estuaria en brakwatergebieden, mariene habitats, ingeboord in substraat (veen, klei, hout).
Introductie en -wijze: De soort is onbewust en ongewild door de mens ingevoerd in Europa via visserij (aquacultuur), in Groot-Brittannië vermoedelijk met Amerikaanse oesters Crassostrea virginica. Hoe de soort vervolgens de vastelandskust heeft bereikt is niet duidelijk, mogelijk ook via schelpdierkweek.

Impact
Belangrijkste factoren: (Voedsel- en ruimte-)concurrentie. Deze is vermoedelijk laag tot verwaarloosbaar.
Ecologische impact: Hoewel er sprake van is dat in de Deense Limfjord de inheemse Pholas dactylus (Pholade) zou zijn verdwenen uit zachte kalksteen na de introductie van de Amerikaanse boormossel (Jensen, 2010), is er in Nederland en België geen bewijs voor verdringing van inheemse boormossels door deze exoot. De impact (voedsel- en ruimte-) concurrentie op inheemse soorten en met name de Witte boormossel Barnea candida is, hoewel meermalen genoemd in de literatuur, nooit bewezen (Eno et al., 1997). Locaal bleek in België de Witte boormossel zelfs algemener (Wouters, 1993).
Eventuele economische impact: Er zijn geen gegevens bekend over enige economische impact door het voorkomen van de Amerikaanse boormossel in Nederland.

Mate van invasiviteit
Het oorspronkelijke leefgebied van P. pholadiformis omvat de oostkust van Noord- Amerika inclusief de Golf van Mexico. De soort is in Europa ingevoerd rond 1890 (Groot-Brittannië: rivier Crouch, Essex), vermoedelijk met de Amerikaanse oester Crassostrea virginica (Vliz, 2011; Jensen, 2010). Na de introductie verspreidde de soort zich snel door Europa, eerst naar het Oostzeegebied, maar ook in zuidwaardse richting. Tegenwoordig is zelfs Afrikaanse weskust al bereikt (Congo) evenals de Middellandse Zee (Zenetos et al., 2009). Behalve de wijde verspreiding in niet-oorspronkelijke leefgebieden, zijn er nog andere factoren die op de invasiviteit wijzen: de verschillende typen habitat, de hoge voortplantingscapaciteit (vrouwtjes produceren tot 3,5 milljoen eieren per jaar) en het feit dat de planktonische larven tot ruim drie weken in het water kunnen doorbrengen en zo lange afstanden kunnen overbruggen (en geruime tijd in ballastwater van schepen aanwezig kunnen zijn). De soort kan zich bovendien verspreiden via drijfhout dat door stromingen wordt meegevoerd.

Verspreiding en -snelheid
In 1899 gemeld van de Nederlands-Belgische kust. 1905 wordt beschouwd als het jaar waarin de soort voor het eerst met zekerheid uit ons land is gemeld. In Nederland leeft de Amerikaanse boormossel vaak samen met de Witte boormossel Barnea candida ingeboord in veen in de zeebodem, in hout bovendien soms met de Ruwe boormossel Zirfaea crispata. Ook uit zachte kalksteen en klei (Waddenzee) is de soort bekend. De dieren kunnen ook in oesterbanken (-riffen) en mosselbanken voorkomen. Er is geen sprake van toename of afname van de populaties over de afgelopen decennia (De Bruyne et al., 2013).

Literatuur

Bruyne, R.H. de, S.J. van Leeuwen, A.W. Gmelig Meyling & R. Daan (red.), 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Mollusca). Tirion Uitgevers, Utrecht en Stichting Anemoon, Lisse 414 pag.
Eno, N.C., Clark, R.A. and Sanderson, W. G. 1997. Non-native marine species in British waters: a review and directory. Joint Nature Conservation Committee, Peterborough, UK, 136pp.
Icke, H., 1907. Petricola (Petricolaria) pholadiformis Lam. Tijdschrift Ned. Dierk. Veren. (2) 10: 226.
Jensen, K.R., 2010. NOBANIS – Invasive Alien Species Fact Sheet – Petricola pholadiformis – From Identification key to marine invasive species in Nordic waters – NOBANIS www.nobanis.org, Date of access 23.06.2014.
Reise, K., S. Gollasch & W.J. Wolff, 2002. Introduced marine species of the North Sea Coast. In: Leppakoski et al (ed.). Invasive Aquatic species of Europe, 260-266. Kluwer, Dordrecht VLIZ Alien Species Consortium, 2011. Amerikaanse boormossel - Petricolaria pholadiformis. Niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee en aanpalende estuaria. Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ). http://www.vliz.be/wiki/. Geraadpleegd op 23-06-2014.
Wolff, W.J., 2005. Non-indigenous marine and estuarine species in The Netherlands. Zool.Med. Leiden 79 (1): 1-116.
Wolff, W.J. & K. Reise, 2002. Oyster imports as a vector for the introduction of alien species into northern and western European coastal waters. In: Leppakoski et al (ed.). Invasive Aquatic species of Europe, 193-205. Kluwer, Dordrecht.
Wouters, D., 1993. 100 jaar na de invasie van de Amerikaanse boormossel: de relatie Petricola pholadiformis Lamarck, 1818 / Barnea candida Linnaeus, 1758. De Strandvlo 13(1): 3-39.
Zenetos, A., P. Ovalis & E. Vardala-Theodorou, 2009. The American piddock Petricola pholadiformis Lamarck, 1818 spreading in the Mediterranean Sea Aquatic Invasions. Vol. 4 (2): 385-387.


Code


Auteurs

(De Bruyne, Van Leeuwen, Gmelig Meyling, Daan et al, 2013 -Ecologische atlas- 2013)
[A. Jansen, 2013; B. Oonk, jan. 2014; IvL feb. okt 2014]



Commentaar

Amerikaanse boormossel

Grafieken



Diensten

Weekdieren (EU-Habitatrichtlijn)

Mariene soorten en ecologie

Contact

Stichting ANEMOON
Postbus 29
2120 AA Bennebroek

anemoon@cistron.nl

06-11442009

Back To Top